Dames heren ook, het levenspad ligt niet altijd rotsvast uitgestippeld, en al helemaal niet in het Jaar onzes Heeren 2023, waarin alles duurder werd wat Oekraïne in de dinges en zo.
Een en ander heeft uw trouwe blogger genoodzaakt om eens te gaan kijken naar een andere hosting-provider, nadat hij tot zijn grote schrik een rekening voor weer een jaar lang Wauwel van maar liefst €220 in de mailbox kreeg, waar dat een jaar geleden nog geen €100 was. Het hostingbedrijf Flexwebhosting bleek overgenomen door iets wat zich Versio noemt en wat “het web in jouw handen!” wil geven. Nou, dan weet u het wel, dat is het zelfde als de schreeuwende letters: “Nu in handige verpakking!” of “Nieuw verbeterd recept”, op verpakkingen die nog niet met behulp van explosieven te openen zijn en op gerechten die alleen nog maar lijken te bestaan uit smerige smaak- en geurstoffen.
Het moest er dus maar een keer van komen; naarmate je ouder wordt gaan de technische ontwikkelingen steeds sneller, dus het was nogal een geworstel om dit oude weblog wat de tand des tijds al eeuwen weerstaat, te verhuizen. De nieuwe plek lag dwars, en op enig afgrijselijk moment was het weblog op de oude plek totaal verstrikkeld en niet meer te openen. Je bent dan afhankelijk van een helpdesk met een handige chatrobot, die je in no-time tot een staat van opperste razernij en wanhoop weet te brengen en die er alles aan doet om totaal verkeerde en onbegrijpelijke antwoorden op prangende levensvragen te genereren. ’t Is net een soort Rutte 4-overheid: je kunt brullen en schreeuwen en om hulp roepen wat je wilt, maar het ding blijft je vrolijk schaterlachend in verkeerde richtingen duwen. Maar goed, na het ook nog eens indienen van een getypt “ticket”( waarbij een responstijd van 2 werkdagen werd vermeld ), kwam dan na twee-en-halve week een reactie.
Nu ben ik dus al enkele dagen bezig met het aanpassen van mijn oude blok op de nieuwe plek: https://wauwel.reinbijlsma.nl/, en dit geeft natuurlijk ook wel weer eens een stimulans om weer wat vaker berichten te plaatsen. Dit oude blog blijft nog tot 1 januari 2024 online, maar voor uw portie dagelijkse relativering en azijn kunt u het beste af en toe eens op de nieuwe plek kijken. En o ja, trouwe lezertjes weten dat ik van achter de geraniums ook steeds meer kunst maak, en dat mijn oude site www.vrart.wauwel daar steeds verder mee gevuld werd, maar ook die site is aan het verhuizen naar het hoofdomein: www.reinbijlsma.nl en wordt daar nu gevuld met een nieuwe layout en nieuwe inhoud. Ik hoop u op beide plekken weer te treffen!
Sinds een aantal maanden houd ik mij naast traditionele en VR kunst bezig met het maken van AI kunst, “kunstmatige” kunst. Daarvoor gebruik ik diverse programma’s als Visions of Chaos en websites als : Midjourney, DallE en Midnightcafe.
Voor de leek komt het heel summier hier op neer : je voert een aantal kernwoorden in, en daarna komt het programma of de site die je gebruikt met een aantal suggesties in de vorm van (meestal) 4 afbeeldingen, die je dan weer kunt verfijnen door middel van het genereren van allerlei variaties. Dat gaat razendsnel, secondenwerk. Heb je als kunstenaar geen inspiratie voor een nieuw werk, en zou je iets in de stijl van bijvoorbeeld Van Gogh willen hebben, dan ver je een zin in als “Een schilderij van een autowrak in de stijl van Van Gogh”, en binnen no time verschijnen daar 4 suggesties, temidden van honderen andere “kunstwerken” die op dat zelfde moment ook bezig zijn met het scheppen van kunst met alle mogelijke zinnen en woordcombinaties die maar in je op kunnen komen.
Een autowrak geschilderd door Van Gogh
Er is eigenlijk geen limiet en geen grens, of het moet de bodem van je portemonnee zijn, want je betaalt voor elk kunstwerk een paar eurocenten. I n de tijd dat ik dit stukje schrijf zullen er op de hele wereld enige tienduizenden Van Gogh kunstwerken door het algoritme van de AI computers vervaardigd zijn, die allemaal stuk voor stuk uniek zijn en allemaal lijken op een door Van Gogh vervaardigd schilderij. Of door Rembrandt, of door Dali, of door Kandinsky, of door Jeff Koons of gewoon door jouzelf als je niet een bepaalde stijl voorstaat; het maakt niet uit.
Een autowrak geschilderd door Rembrandt
Het werkt – in elk geval voor mij- vrij verslavend. Het is elke keer weer vol spanning afwachten wat de computer voor jou bedenkt, en inderdaad, als van oorsprong surrealistische fijnschilder zit ik nooit meer om inspiratie verlegen sinds de opkomst van AI kunst. alles wat je ook maar bedenkt of in je meest absurde fantasie kunt verzinnen, genereert de computer voor je.
“Iedereen kan schilderen” was vroeger een bekende serie uitgaven waarmee je op nummer prachtige plaatjes kon produceren zonder ook maar een minimum aan creatieve vaardigheden te bezitten. Bob Ross zou er bij verbleken, een nietige producent worden, nu iedereen zijn of haar eigen creatieve uitspattingen met het invoeren van een simpel zinnetje kan produceren, en daar ligt gelijk het gevaar: het is nu wachten op de komst van de consumenten 3D printer die niet met filament maar met olie- of acrylverf print, en die je werkje “in de stijl van Van Gogh” keurig netjes op doek aflevert. Je moet er alleen zelf nog een lijstje voor in elkaar knutselen, maar een old skool kunstenaar heb je in elk geval niet meer nodig als je iets moois aan de muur wilt hebben. Je zou wel gek zijn om daar nog een vent een maand lang aan een duur schilderij te laten werken terwijl je zelf dat allemaal veel sneller kunt. Het is als met de opkomst van de mobieltjes met steeds betere camera’s, waarbij de professionele fotograaf overbodig wordt, want “iedereen kan fotograferen”. Tussen de duizenden kiekjes die je maakt zit altijd wel ergens een lucky shot, en dat laat je dan door het Kruidvat afdrukken.
Een andere optie, en daar wordt gretig gebruik van gemaakt, is de honderden plaatjes die je produceert als NFT-kunst aan de man te brengen. Zelf was ik daar natuurlijk weer te laat mee, als ik helemaal aan het begin was ingestapt had ik nu dit verhaaltje door een van mijn vele beeldschoner duurbetaalde secretaresses kunnen laten uittikken, op het dek van mijn jacht nippend aan een glas champagne en uitkijkend over het langs paraderende plebs in de haven van Saint Tropez.
Is er nog hoop voor kunstenaars op doek of beeldhouwers? Ook die laatste groep moet de komst van de 3D printer vrezen, daar er nu al complete prefab huizen worden afgedrukt. Ik denk het wel, mits je creatief omgaat met wat de computer voor je fabriceert. Daarom probeer ik nu te zoeken naar combinaties als AI met ouderwets acrylverf:
Acrylwerk n.a.v. AI gegenereerd werk
Of, en dat heeft denk ik ook een interessante toekomst: AI met virtual reality, of een mix van “ouderwetsche” schilderkunst, AI en VR. Mijn laatste werk is een combinatie van VR en AI: “Under the surface, close to the shore”, zowel in 2D ( dit voorbeeld ) als in VR te ervaren ( link volgt )
Ik ben dus heel benieuwd welke kant de AI kunst uitgaat. Te stoppen is het niet meer, dus maar ernstig hopen dat het het creatieve proces in het brein van de kunstenaar niet compleet doodslaat. Reacties welkom!
Naarmate men ouder wordt en de eerste herfstverkleuringen in het leven zich in een steeds sneller tempo aandienen, ga je je wel eens afvragen wat je allemaal nog wilt doen vóórdat je met geweld pap door de mummelende kaken in het verzorgingstehuis wordt geperst.
De Mount Everest beklimmen zat er al een hele tijd, ook voor corona, niet in, hoewel ik hem wel van een afstandje heb gezien, een paar keer tijdens het ontbijt vanaf een dakterras van een onvoorstelbare smerige lodge in Nepal. Tussen de brekende wolken door rees daar een berg in de ruimte op, zo dichtbij en toch ook weer onvoorstelbaar onbereikbaar, als een massief op een verre planeet in de ruimte, ongenaakbaar en een ijzige stilte uitstralend die ernstig in tegenspraak was met het straatgewoel vier verdiepingen lager, waar de stad weer tot leven kwam en iedereen letterlijk de strijd om het harde bestaan weer op pakte, af en toe even stilhoudend bij een klein tempeltje zoals je daar op elke straathoek ongeveer wel hebt, om daar een klein offer te brengen of een wens te doen voor een beter leven na de de verbranding op de houtstapels aan de oever van de rivier.
Terug naar India en Nepal zit er ook niet meer in. Ik weet ook niet of je terug moet gaan in je leven om iets over te doen, omdat dat toen zo mooi – of verkeerd, dat kan natuurlijk ook – was en je de dingen wilt herbeleven of verbeteren. Meestal draait zoiets op een lichte deceptie uit. De magie van de eerste keer is weg, de eerste kus zal nooit meer geëvenaard worden door alle andere die er nog op volgen.
Wat dan? Parachute-springen ben ik te schijterig voor, en ik krijg al hoogtevrees als ik op een krant sta. Ik snap die hordes mensen niet die zich aan een elastiek in een afgrond storten, of die op een kinderfietsje langs vervaarlijke afgronden racen, en zelfs de achtbaan in de Efteling lijkt me al een puur horror-moment. Eigenlijk ben ik maar een bangelijk mannetje, product van mijn opvoeding trouwens. Alles was eng, alles was gevaarlijk, er was altijd regen op komt. Bij gymnastiek altijd als laatste door mijn van afkeer en met frisse tegenzin vervulde klasgenootjes gekozen. Dan schep je als kind je eigen fantasie- en droomwereldje, waarin je fantastische dingen doet, waarin je de held bent en waarin later, als je puber bent, de hitsige chicks bij bosjes aan je voeten bezwijmen.
Dromen najagen wordt vaak iets voor pubers geacht. Oneens. Ik vind dat je altijd dromen moet najagen, ongeacht wat je omgeving daar van vindt. Je moet trouwens ook altijd een beetje puber blijven, een beetje kind, en dingen zien waarover je je nog kunt verwonderen. De Mount Everest heeft nu plaats gemaakt voor de enorme wolkpartijen die we dit jaar zo vaak hoog in de lucht hebben mogen aanschouwen, als reusachtige, traag voortglijdende zeilschepen in de avondlucht, naderend vanuit het verre westen waar de zon altijd ondergaat. En ’s nachts zweef je dan boven die wolken uit naar de steren, wég van de corona, mee met het ruimteschip, naar onvoorstelbare werelden, waar je ruimtemonsters verslaat of in de meest spectaculaire dromen lichtgevende prinsessen uit de klauwen van duistere alien-draken redt. Je fantasie-bucketlist, eentje waar we het voorlopig mee moeten doen. Fysiek blijft er niet heel veel over; ik zou een Into the Wild-achtig iets hebben willen doen; een paar maanden naar Alaska, zo afgelegen mogelijk, het liefst ergens in februari, afzien en melodramatisch eenzaam zijn in optima forma. Een beetje coach zou dan een Knuffel-met je persoonlijke dolfijn-sessie adviseren, maar dat is niet helemaal mijn ding. Daarvoor heb ik in mijn jaren in het onderwijs te veel krankzinnige onzin en hei-dagen meegemaakt. Alaska dus niet, maar Noord-Noorwegen en Noord-Finland of Zweden zijn dit moment nog serieuze opties, wanneer de diverse kleurcodes Europa weer een beetje toegankelijker en een beetje meer één maken.
In mijn geval moet het wel een vleugje deprimerendheid over zich hebben. Zelden zo genoten als toen ik een week moederziel alleen op mijn piepkleine maar van alle gemakken voorziene hotelkamer in Tokyo zat. Lost in Translation verbleekte erbij. De totaal andere en bij vlagen bizarre cultuur gaf je het gevoel inderdaad met je droom in de ruimte bezig te zijn. Ik wil daar weer heen, waarbij op de achtergrond het onafwendbare beeld van een bootcruise mét verzorging over de Moezel opdoemt. Nog niet. Nog even wachten met de avond wijnproeven en met de bingo.
Ik heb nog wel een ander afwijkend punt op mijn bucketlist, en dat staat er al heel lang op: Op een sombere en druilerige namiddag in november afreizen met het openbaar vervoer naar Delfzijl, een eindeloze reis, met bussen die steeds leger worden naarmate het totale niets nadert. Gasverlichting weerspiegelt op de natte straten, en ik stap daar uit, gehuld in een beige lange regenjas, een slappe hoed die langzaam nat regent en dikke met dikke druppels mijn bruin leren valies doorweekt, en als ik daar dan op die donkere havenkade omhoog kijk zie ik daar een logement, morsig, met beslagen ramen, binnen ruikt het naar kool en jus, goedkope sigaretten en verschraald bier, terwijl een enkele vaste bezoeker in zijn glas staart, op het verkleurde Perzische tapijtje. Ik ga in mijn druipende kleren de krakende trap op en betreed daar mijn kamer, waar een kaal peertje aan het plafond hangt en ( nu komt er even een stukje Film Noir met Alain Delon ) waar een kooitje op een tafel bij het raam staat, naast een dode geranium. De straat beneden is leeg en verlaten, verdwijnt in de duisternis, het bed kraakt en rammelt, en ik kijk naar de kanarie in dat kooitje; “Piep”, zegt het dier, en nog eens “piep”. Buiten ruist de regen.
Een mooier einde van mijn corona-bucketlist is gewoon niet mogelijk.
Wanneer je eenmaal met pensioen bent, begin je in een hoog tempo uit elkaar te vallen. Het kabinet, de zorgverzekeraars, de werkgevers en de Schepper hebben dat in goed overleg zo met elkaar geregeld.
Je krijgt een pijntje hier, een pijntje daar, en het verschuiven van de geraniums om een beter zicht naar buiten te hebben, gaat steeds moeizamer. Eind 2019, toen ik nog jong en levenslustig was en een lichaam als een jonge god bezat, en toen iedereen nog geen corona had, deed ik mee aan de jaarlijkse Fjoertoer, een sprookjesachtig wandel-evenement door de nachtelijke duinen bij Egmond aan Zee. Het was de laatste maand voor mijn pensionering, dus het gedonder begon al. Flinke pijn in de lies, en dat was natuurlijk een dodelijke aandoening. Een mee wandelende doktersassistente vermoedde echter een liesbreuk, en zoals u weet is dat een typische oude mannetjeskwaal. Natuurlijk wil je daar als stoere doorstapper niet van weten maar uiteindelijk bleek ze gelijk te hebben.
Maar ja, toen kwam corona. De operatie nog maar even uitstellen, meende de specialist. Een aantal weken geleden is het er dan toch van gekomen. Ik mocht kiezen tussen een ruggeprik en een totale verdoving. Nu ben ik wel voor dat laatste, gezien aangename ervaringen in het verleden. Vooral het bijkomen daaruit vond ik uiterst relaxed, dus de zuster bracht braaf een infuus aan in mijn pols, en een paar uurtjes later strompelde ik geheel verkwikt naar de wachtende auto, want men wil je tegenwoordig ook weer zo snel mogelijk uit het ziekenhuis weg hebben.
Na een week begon mijn pols steeds zeerder te doen en rood te worden. Dus toch iets dodelijks, maar nee, het was een aderontsteking en dat vond de huisarts niet prettig, want die stuurde me gelijk door terug naar het ziekenhuis voor een echo, dus de maskers weer om en opnieuw richting de zorginstelling; een trombose in de arm, een zeldzame mogelijke bijwerking van het aanbrengen van een infuus. Met stolsels in de bovenarm bovendien. In de loterij win ik nooit wat, wegens ongeveer nul komma nul kans, maar hier was het dus de hoofdprijs. De huisarts schreef bloedverdunning voor, liet mij ook nog een afspraak maken om bloed af te nemen om gelijk maar eens alles door te lichten, ik werd doorverwezen naar een instantie die mij een “medische armkous” zou aanmeten ( “voor de zekerheid, tot aan het bezoek aan de medisch specialist” ) én ik moest een potje urine komen langsbrengen wanneer de bloedzuster mij zou gaan prikken.
Waar is een handig pispotje als je het nodig hebt. Na lang zoeken kwam bij mij het idee op om zo’n handig pillenpotje van de Kruidvat vitamine D-pilletjes te nemen, die schenen de corona buiten de deur te houden én ze zijn van donkergroen bijna ondoorzichtig plastic, zodat niet iedereen je met een grote lauw-warme jampot vol donkergele ochtendpis bij de balie ziet staan. Maar ja, wat als er nog restjes vitamine D in zo’n potje zitten en dat mengt zich dan en wat krijg je dan mogelijk weer voor idiote uitslag. Eerst uitkoken met een scheut kokend water dan maar. Ogenblikkelijk schrompelde het potje ineen tot ongeveer de helft van de normale grootte, maar het was nu in elk geval schoon en het dopje wilde ook nog netjes dicht.
De volgende morgen vroeg mijn nuchtere plicht gedaan, en met het volle lekker warme potje in de jaszak kwiek richting de huisartsenpraktijk gewandeld. Halverwege voelde mijn jaszak wat nattig aan. Trouwe lezertjes vermoeden nu al wat er gebeurd was, en ik moet ze daarin gelijk geven. Terug rennen? Dan kwam ik te laat bij de bloedprikmevrouw. Het leven van een gepensioneerde is een aaneenschakeling van gruwelijke dilemma’s. Nu vond ik in mijn jaszak ( de andere, de droge ) ook nog een zakje voor de hondenpoep van de hond des huizes. Ook iets waar ik een hartgrondige hekel aan heb, dat je in de gietregen in zo’n plantsoentje een dampende hondendrol zo voordelig mogelijk met die zakjes probeert op te scheppen, vurig hopend dat er geen gaten in zitten. In dit geval was het zakje echter de redding, en in looppas vervolgde ik mijn weg richting huisartsenpraktijk, terwijl het zakje zich langzaam vulde en het potje vermoedelijk steeds leger werd. Eenmaal binnen zou ik wel om een nieuw potje vragen en op de plee overgieten wat er eventueel nog aanwezig was. Bij de balie stond natuurlijk een lange rij waarbij iedereen ingewikkelde vragen had. Of jullie ook van die handige potjes voor de dinges en zo hebben. Dat hadden ze. Er stonden twee enorme bakken met plastic potjes, dus hup de wc in en een potje gevuld met wat nog over was. Terug naar de balie, waar opnieuw een lange rij stond, tot ik in de muur een kastje ontdekte waarin je potjes met urine kon afgeven. Dat scheelde weer nieuwsgierige blikken van de wachtenden. Er stonden nog twee potjes in het kastje, dus de mijne sloot mooi aan. Toen naar de bloedzuster. “Heeft u ook urine meegenomen?” “Ja dat staat boven in het kastje” “O maar dat moet niet, ik wil dat graag hier hebben om mee te sturen naar het lab” Ik weer naar boven, kastje open, waarin inmiddels wel honderd potjes leken te staan die ik dus allemaal moest verplaatsen om het mijne terug te vinden. Ik weet nu hoe een urineonderzoeker zich moet voelen na een dag hard werken. Na de horrorzoektocht en het hysterisch verplaatsen van lauwwarme potjes van alle inwoners van Barneveld, bleek mijn potje dus verdwenen. Terug naar de balie, met een nieuwe rij wachtenden.
“Mijn potje is weg” “O dat staat dan waarschijnlijk al achter, ik ga even voor u kijken” Na enkele minuten kwam de assistente terug. “Dit is niet het goede soort potje meneer, u moet een potje uit de andere bak hebben als het met het bloedonderzoek mee moet. Die met de pipetjes” Weer de wc in, en laboratorium-achtige handelingen gepleegd. De bloedzuster was nu tevreden.
Om het verhaal over het uiteenvallen verder te complementeren zal ik u ook nog even de afloop van het armkous passen meedelen. Ik mocht na een weekje komen passen. De juffrouw aldaar vertelde mij dat dit haar eerste dag weer was als herintreedster en ik was de eerste klant van die ochtend. De kous lag klaar. “Zal ik mijn trui maar uitdoen?”, vroeg ik. “Nou nee, u kunt beter uw broek uit trekken”. “Maar het is voor mijn arm, mevrouw”
Eenmaal weer buiten op straat, keek ik naar beneden. Daar lag een dode slak. Die zag het duidelijk ook niet meer zitten. Ik heb de kous nog niet verder gedragen. Er is een grens aan dingen.
Dames heren ook, trouwe volgertjes, ondergetekende zit nu al weer ruim een jaar vanachter de geraniums naar buiten te koekeloeren om te controleren wie er door de uitgestorven straat de gore lef heeft om zonder mondmasker in geheel overspannen toestand het pand te verlaten.
Want ja, wat moet je nu anders? Reizen zit er niet in, ik miste Rammstein live, alle legpuzzels zijn op, de accu van de elektrische fiets is leeg en de hond is ook niet meer de jongste. Nu borrel ik echter mijn hele leven al van de ideeën, als kunstenaar ( want daar heb ik me nu weer volledig op gestort ) ben je dat ook ook wel een beetje aan jezelf verplicht, dus ik vul mijn dagen met virtuele reizen in zelf gecreëerde surrealistische werelden, voor zien van een VR-bril en begeleid door het rustgevend zoemen van mijn computer of, en nu kom ik al een beetje waar ik wezen wil, met een lekker trippy muziekje op de achtergrond, want dat inspireert altijd wel aardig tijdens een klus. Nu mag je jezelf niet op de borst kloppen, maar op het gebied van virtuele kunst was en ben ik lid van een wereldwijd select clubje VR kunstenaars, en geregeld weten men mij vanuit het buitenland te vinden om een kleine aanvulling aan mijn pensioen te doen. Je kunt natuurlijk inderdaad ook gaan wachten tot je tanden definitief uit je mond vallen en je overgebleven tijd inderdaad gaan verdoen met het leggen van een legpuzzel van 120.000 stukjes, maar de ideeën blijven bij mij opborrelen en in mijn ervaring houdt dat je ook nog een beetje jong. Want wat is jong, of wat is oud? Word je geacht je als een ( vitale ) bejaarde te gedragen zodra je met pensioen bent , of als een oudere jongere. of als een jongere bejaardere oudere, om met Koos Koets te spreken. In de media word je overigens steeds meer aangesproken of je een klein kind bent; “dit moet je weten”, “We gaan dit voor je uitleggen”, en lijkt het in deze corona-tijd eigenlijk vooral te gaan om het lijden van jongeren, het al dan niet woke zijn en het totaal gebrek aan feesten en partijen en chill-mogelijkheden want de avondklok vernietigt je leven zus en zo.
Ik wil niet echt oud zijn als ik in mijn hart kijk, en me eigenlijk ook nog een beetje gedragen als een puber ( wat me gedurende mijn leven vaak de nodige aanvaringen met de over mij gestelden heeft bezorgd ). Ik wil niet voldoen aan een bepaald verwachtingspatroon wat men op zekere leeftijd van je verwacht. Dat kan er echter toe leiden dat men je voor kinds of gek verslijt, want “dat hoor je op die leeftijd eigenlijk niet meer te doen”. Je wordt geacht wat meer klassiek of Gert en Hermien te draaien, of gezellig mee te klappen met de eeuwige Edsilia Rombley of Trijntje Oosterhuis wanneer die weer eens aanschuiven bij Omroep Max om hun zoveelste liedje te pluggen. Je wordt niet geacht ’s avonds te lijden onder de avondklok omdat je er toch niet op uit gaat en al helemaal niet om eens even ergens lekker te raven onder een snelweg-viaduct of te chillen op een hangplekje in het park.
Ik wil eigenlijk wél eens raven of chillen met lekkere lounge-muziek in een omgeving waar je normaliter alleen jongeren aantreft maar waar je dan niet naartoe zou gaan omdat ze misschien denken van ‘Hé, wat moet die opa hier’ . Ik zou eigenlijk ook wel weer eens lekker uit mijn dak willen gaan en dansen en springen zonder het gevoel voor seniele gek uitgemaakt te worden, dus met dansende en springende leeftijdsgenoten en zonder meewarige blikken van jongeren. Nu zal ik dat niet meer tot diep in de nacht, stijf van de pillen en met opengesperde ogen kunnen volhouden; toen ik een paar jaar geleden op salsales zat waar je – o verschrikkelijk- steeds van partner moest wisselen, kreeg ik een jonge dame toegewezen en voelde ik met een lompe zeekoe die een kronkelende paling tussen z’n vinnen probeert vast te houden. Maar voor mijn part gewoon van 8 tot 10 of zo, zodat je nog net voor Het oog op Morgen bekaf in je bed kunt neerploffen. Maar wel de hele setting dan hè: lounge banken, chill muziek, een gave led-licht-show, een spetterende trippy projectie van mijn bewegende lichtkunst op de muur en het plafond, een paars en schaars verlichte bar, verlichte dansvloer, een dampende beat die je tot in je maag voelt, een paar hitsige bejaarde dames die tegen je aanhangen, en, het belangrijkste, nergens een jongere te bekennen. Je gedragen als een jongere maar het niet heel vermoeiend altijd maar te hoeven zijn. Dat wil ik. Bejaardendisco. Van 8 tot 10. Elke dag. eigenlijk al vanaf ’s ochtends 8 tot ’s avonds 10. Wie doet er mee? Wie werkt mee aan mijn plan? Wie heeft er een geschikte ruimte in het midden des lands? Alleen reageren vanaf pensioengerechtigde leeftijd s.v.p. En niet bellen na ’s avonds tien uur. Want dan hang ik me al onderuitgezakt gapend te ergeren aan Jinek of Op 1.
Trouwe lezertjes zullen weten dat ondergetekende inmiddels al bijna een jaar achter de geraniums naar de grote boze buitenwereld zit te koekeloeren. En raar jaar, het corona-jaar. Het jaar dat alle pensioenplannen grondig in de war gooide.
Bijna een jaar geleden was ik op mijn werk nog druk bezig met de voorbereidingen voor het kerstfeest, wat in het onderwijs toch altijd één van de hoogtepunten van het jaar was. Ik heb daar al eens diverse stukjes over geschreven in een grijs verleden, dus zoekt u maar even op dit blog op het woordje “Kerstfeest”.
Nu smacht de hele wereld werkelijk naar het achter de rug zijn van dit rotjaar, en overal, het is eind november, zie je al huizen waar de kerstsfeer in alle hevigheid is losgebarsten, en iets zegt mij dat het dit jaar heviger dan ooit gaat worden, waarbij ik beelden krijg van mensen die elkaar tijdens de feestdis met de kalkoen op de kop slaan om aan alle opgekropte frustraties ruimte te geven. Nu gaat dat bij vermoedelijk gebrek aan voldoende aanwezigen nog wel een puntje worden, dus het zal uitdraaien op tweetallen die mekaar met mondkapjes proberen te verwurgen nadat de kalkoen tot flinters is geslagen. We gaan dit jaar ook een overdaad aan lichtjes krijgen, en ik betrap mij erop dat ik er ook naar uitkijk om mijn huis nu eens zo tokkie mogelijk uit te dossen, al was het alleen maar om de buurt hier in Barneveld, het tegenovergestelde van Sodom en Gomorra op de Veluwe, wat geschokt te krijgen. De media bereiden ons al hevig voort op het naderende kerstgebeuren; zo hoorde ik gisteren tijdens een rit in de auto op Sky Radio ( waar je na één dag nu alweer knettergek wordt van de kwelende en honingzoete kerststemming ) het nummer “Last Christmas” van Wham, en voor dit nummer wil ik toch een bijzonder grote uitzondering maken. Muziek is herinnering, altijd. Ik kan geen nummer horen zonder een bepaalde situatie voor de geest te halen, en aangezien die situaties meestal met muziek gepaard gingen, is zoiets in het algemeen een prettige herinnering. Hoewel, muziek tijdens bijvoorbeeld begrafenissen kan later tóch een mooie herinnering oproepen. “Last Christmas”, hoe zoet ook, was voor mij de herinnering aan de vroege, voorbereidende uurtjes van een schoolavond in IJmuiden, ergens in december, in een bijzonder grijs verleden toen ik eigenlijk nog een kersvers docentje was. De school was een combinatie van LEAO ( Lager Economisch en Administratief Onderwijs ) en LHNO ( Lager Huishoudelijk en Nijverheids Onderwijs ). “Lager” mag tegenwoordig allemaal niet meer , want discriminierend en zo, dus nu heet het dan VMBO. Ik durf echter wel te stellen dat het niveau van deze leerlingen toen, nu vergelijkbaar is met het eindniveau van het MBO.
Ik was als docent ( de meiden noemden je daar nog “meester”, en soms – in het vuur van de strijd- “papa”, hoe heerlijk was dat ) een soort manusje van alles: ik gaf tekenles, godsdienst, maatschappijleer, computerles ( op de Commodore 64! ) , verkooppraktijk met etalage-inrichting en Nederlands. De tekenlessen waren het leukst, in deze tijd van het jaar begon ik aan een enorme kerstekening met ouderwets bordkrijt, en de ramen waren helemaal verduisterd met een soort glas-in-loodkunstwerkjes die de leerlingen maakten. En de radio aan natuurlijk, hoewel ik eigenlijk best wel een gruwelijk strenge leraar was, veel te streng, bij nader inzien, maar berouw komt na de zonde. Het was in de eerste maanden, en ook soms nog wel op momenten jaren later, een strijd om te overleven, en dan werkte een stalen tucht, hoewel ik in mijn gehele schoolloopbaan nergens zo gelachen en plezier heb beleefd als daar. Een docententeam met gelijkgestemden, allemaal af en toe compleet gek of gek gemaakt, en die leerlingen deden daar ijverig aan mee. Ze zaten nog niet de hele dag als zombies op hun mobieltje te staren, het was veel meer groepsgedrag, socialer ook.
Die schoolavond dus. Al vroeg aanwezig, druk met het ophangen van de gekleurde kerstlampjes, feestelijk uitgedost, tafels klaarzetten met krentenbrood en chocolademelk, geholpen door enthousiaste leerlingen die er ook allemaal op hun paasbest uitzagen en die straks allemaal nog even in trossen in de toiletruimte zouden rondhangen om de laatste hand te leggen aan overdadige hoeveelheden makeup en geurtjes. En dat terwijl er geen vriendjes mee mochten ( want geheid gesodemieter ), en ze dus in de zelfde samenstelling als overdag bij elkaar zaten: bijna allemaal meiden, een enkele jongen. De stekker in het stopcontact, de geluidsboxen aan, het cassettebandje ingedrukt en “Last Christmas” schalde door de nu nog grotendeels lege ruimte, nog een tandje harder omdat we nog aan het inrichten waren, en even snel dansen met mijn favoriete leerlingen, ik was toen nog iets soepeler dan de lompe zeekoe die ik nu ben. Het feest kon beginnen.
Daar denk je dan aan tijdens zo’n autorit door de grijze middagschemer op een late novemberdag. En dan ga je thuis weer eens zoeken op Schoolbank. Lang niet rondgekeken daar, het wachtwoord natuurlijk weer vergeten, de persoonlijke pagina geheel geleegd, maar daar komt hij dan toch weer tot leven in schoolfoto’s: de Jhr. Mr. Elout van Soeterwoudeschool, later omgedoopt in Het Kruispunt, en daar staan al die leerlingen en oud-collega’s weer voor het gebouw wat reeds lang verdwenen is, en alles komt weer even tot leven. De tijd heeft stilgestaan en liep nog niet door met alle moois en alle narigheid die hij later voor ons in petto had. Diverse collega’s reeds lang overleden en ook een enkele leerling waarvan ik het weet. Klassenfoto’s zijn eigenlijk pareltjes op zich, als je gaat bedenken hoe het met al die individuen op die foto later is vergaan. Je hebt geprobeerd ze iets te leren, in dat korte deel van hun leven daar, in de schoolbank lang geleden, in de hoop dat het ook bepalend zou zijn voor de rest van hun leven, dat ze er iets aan hadden, dat er iets bij bleef, al is het maar een herinnering aan een tijd waarin alles nog zorgeloos leek, waarin de hele toekomst nog voor je lag, waarin je nog ongewis was van alles wat er nog ging gebeuren.
De tijdmachine van de muziek komt weer tot leven, en we flitsen weer naar het nu, tientallen jaren later. Geen schoolfeesten meer voor mij, ook geen schoolfeesten voorlopig voor alle leerlingen van nu trouwens, de corona bepaalt nu een onzekere toekomst. Dit jaar moet snel voorbij zijn, voor hen bij wie toekomst nog heel lang zal duren, en voor hen bij wie toekomst steeds meer verleden is, een verleden dat begon in de schoolbank.
Gisteren, 24 oktober, was ik dus jarig. Weer een jaar ouder in de herfst, veel treuriger kan het allemaal niet. Ouder worden in de lente, dat is pas wat. Als kind was ik al weken van te voren zenuwachtig, en op het moment suprème moest ik de avond van te voren vaak een pilletje om nog een klein beetje te kunnen slapen, totdat ik vanaf vijf uur ’s ochtends al begon te roepen van “Mag ik al komen?”…. je zal als ouder zo’n kind hebben. De verjaardag zelf verliep meestal als een zachte droom, als je daar nu aan terug denkt, even afgezien van de momenten waarop ik in de voorkamer lag te kotsen van de zenuwen terwijl in de achterkamer mijn vriendjes mijn partijtje vierden.
Ik kreeg dan arretjecake, en dat krijg ik nu nog, één ker per jaar wordt er een compleet pak Diamantvet ( sommige produkten bestaan al honderden jaren ) gesmolten, daar gaat dan een rauw ei, een hoop cacao, een pak biscuitjes en een berg suiker in, en dan alles in de koelkast om hard te worden.
Het was voor mij een gruwel als op mijn verjaardag ook andere kinderen een stukje arretjecake vroegen, ik wilde alles hebben, ik was een naar jongetje wel. Dit keer waren er geen vriendjes, want we eten nu corona-arretje-cake. Niemand mag mee-eten, ook al zou ik het kwistig in de rondte strooien. Twee personen op een dag geloof ik, ik weet het ook allemaal niet meer. Weer was ik een beetje misselijk, ik at vier stukjes en een Rennie. door die Rennie kon ik het vierde stukje dus ook vrij moeiteloos naar binnen werken, waarbij ik dacht aan de scene van het chocolade-taart etende dikke jongetje uit Mathilda, terwijl de Bulstronk oplettend toekeek, dreigend met haar zweepje.
Ouder worden in de herfst, in corona-tijd; wat nog ontbreekt is diep treurige melodramatische muziek, terwijl ik de dag na mijn verjaardag op een doodstille morgen – de wintertijd is heel toepasselijk ingegaan- met de hond door de verlaten straten van Barneveld, het omgekeerde Sodom en Gomorra van de Veluwe, loop, onder druipende bomen, een lage grijze lucht, langs de zwaar Reformatorische Adullam-kerk, die door mij en veel andere ongelovige honden hier steevast Abdullah-kerk wordt genoemd. Het gebouw torent dreigend boven de horizon, krassende kraaien op het dak. Het einde lijkt nabij. Ik loop ook langs een reformatorisch verzorgingstehuis, wat uitziet op de kerk en in de verte de reformatorische scholengemeenschap. Barneveld moet voor de zwaar gelovigen onder ons een soort omgekeerde Efteling zijn, alles wat werelds vermaak ontbeert is hier bijeen gebracht, en daar loop ik, nét jarig geweest, met mijn hond door de regen langs. Mijn bestaan hier zie ik, als rasechte Haarlemmer, dan ook als ontwikkelingshulp in de barbarij.
Alweer een jaar erbij. Zevenenzestig, dat is best wel naar oud eigenlijk. Als twintiger zei je tegen elkaar van goh, die is al twee-endertig , oud zeg! In de lente van je leven denk je nog niet aan de herfst, laat staan de winter. De zomer moet nog komen. Nu begint het wel een beetje te dringen. Vanaf januari was ik wat eerder gestopt met werken, grootse plannen, weer de wereld over reizen, de Trans-Siberische spoorlijn, naar Tokyo, de vrijheid lonkt. Dat gevoel heeft twee maandjes geduurd, en nu lijkt het wel of we de herfst en de zomer hebben overgeslagen en we regelrecht weer in de winter zijn beland, smachtend naar een nieuwe lente waarin alles voorbij moet zijn. Een verloren jaar van de resterende hoeveelheid jaren die steeds kleiner wordt. Ja, ik ben geen twintig meer, ik heb geen lichaam meer als een jonge god, een klachtje hier, een kwaaltje daar, de tijd tikt door en sommige dingen kunnen over een aantal jaren fysiek misschien écht niet meer. Er komt een beetje haast bij het onthaasten van het ouder worden.
Op Twitter, waar iedereen zich net zo jong kan voordoen als hij of zij wil, want het valt toch niet te controleren wie er achter een bepaald profiel schuilt, woedde enige weken geleden de tietengate. Een vrouw op zekere leeftijd ( ik wou dat ik nog zo oud was ) postte een foto van haar voorgevel, een mooie artistieke foto trouwens, geen tepel te zien ook, want dat schijnt werkelijk de druppel te zijn die alle nieuwe-preutsheid-emmers doet overlopen, en dat resulteerde in enorme discussies waarbij ook de teneur langs kwam dat iedereen zich op bepaalde leeftijd moest gedragen, niet moest hengelen naar aandacht, sneu , uitgezakte meuk want oud en lelijk en ga zo maar door. Nu hebben borsten door de eeuwen heen meer onheil aangericht dan kernbommen, dus het zijn wel machtige wapens om in de strijd te gooien en hele legers mannen trokken dus enthousiast ten strijde, altijd maar weer op zoek naar de oerzee, zoals het echte mannen betaamt. Voor een vrouw lijkt het me eigenlijk erger om oud te worden dan voor een man; je mág blijkbaar niet oud worden, je wordt toch altijd een beetje gezien als het symbool van schoonheid, denk ik dan seksistisch, en het moet toch niet leuk zijn als alles enorm gaat rimpelen, uitzakken, lubberen en verkleuren in de herfst van je leven.
Maar herfstbladeren zijn juist de mooiste bladeren, vind ik eigenlijk. Als ouder wordende mannen een enorme beuk met kronkelende takken en een gegroefde en gekerfde bast zijn, dan vormen vrouwen het bladerdek wat zich elke lente weer vernieuwt.
Zo loop ik dus vandaag met mijn hond, op deze stille, druilerige en afwachtende zondagmorgen, de wintertijd begonnen, met mijn voeten door de gevallen bladeren, en ik weet dat het ook wel weer lente wordt. Weer een jaar verder straks. We zien wel.