Ga toch dood!

Neanderthaler_mensIk ben iemand met een ernstig kort lontje. Zou ik bij de politie werken, dan zou ik in een doodseskader zitten. Zou ik een patjepeeër zijn, dan liep ik rond met een pitbull aan zo’n stekelketting, en trainde ik dagelijks op de vechtsportschool. Zou ik een tokkie zijn, dan had ik elke dag mot met de buren, schalde ik Zanger Rinus op maximum volume uit de boxen, en reed ik bumperklevend rond in een ordi-bak met een sticker “Pas op! Ik rem voor lekkere wijven!” op de bumper. “KOM VECHTEN DAN!” zou mijn eerste reactie zijn wanneer iemand in de wachtrij bij de kassa mij per ongeluk aanstootte.

In gedachten doe ik het soms allemaal. Ik word geïnspireerd door cabaretiers, waar kwetsen en afzeiken nu de norm is geworden, door tv-programma’s ( “Durf jij voor 50 euries een scheet in het gezicht van die bejaarde te laten, hahahahaha! Ja inzoomen jongens!”) en ik moet volgens correct links op social media volledig losgaan op nazi Wilders en volgens uiterst rechts op links-nazi Harry van Bommel en consorten.

Het leven is ingewikkeld geworden. De Volkskrant, ooit het linkse bolwerk voor de weldenkende socialistische arbeider, houvast in bange dagen van kapitalistische onderdrukking, heeft de Telegraaf ongeveer rechts ingehaald in zijn haat tegen Rusland, waarbij dan tegelijkertijd weer de lof wordt gestoken op ons uiterst rechtse regeringsbeleid en alles wat maar enigszins Israël in een kwaad daglicht kan stellen, en de Telegraaf zelf lijkt nu de spreekbuis geworden voor verontruste SP-ers en mensen die naar de PVV neigen.

Nu ben ik veel te schijterig qua bumperkleven, pitbulls, fysiek geweld en doodseskaders, dus ik doe al dit soort zaken alleen in gedachten, in de duistere krochten van mijn ziel. Daar ga ik los op crimineel tuig, op links-gekkies, op neo-nazi’s, op moslims en refo-christenen, op gelovigen en ongelovigen, op iedereen die mij stoort, en scheld ik nog veel harder dan Theo Maassen of Youp van ’t Hek.
Maar ik hou het wel binnen. Meestal dan. Thuis, in de veilige omgeving van de woonkamer en bij het met groeiende afschuw kijken naar het Correspondent’s Dinner op tv, ontsnapt er nog wel eens wat. Ik aanschouw het schaterlachen van hen die mijn gedachten in een paar jaar tijd zomaar naar dit niveau hebben kunnen sturen. Het kruiperige applaus, de staande ovatie voor en door lieden die alle remmingen schijnbaar overboord hebben gezet, ten koste van het zwakke, zieke en arme deel van onze samenleving. Ook de geestelijk verarmden, de afgestompten, de murw gemaakten, die hun onvrede enkel nog kunnen uiten door straks te stemmen op uitersten, áls ze al nog gaan stemmen. En dan als regering verbaasd zijn dat je voor nepparlement wordt uitgemaakt, dat de samenleving zo verhardt, dat er zoveel mensen op de PVV-stemmen en dat je dan serieus denkt dat dat allemaal racisten zijn. Dat je dan wanneer je jezelf zo correct vindt, nog meer verheven boven hen gaat voelen, waardoor je nóg meer afstand creëert en nóg meer mensen de uiterste hoeken van de gordijnen injaagt, terwijl ze dat zelf van nature niet eens zouden willen, omdat het voor het grootste deel allemaal net zulke brave burgers zijn als ik: grote mond, maar vooral in gedachten.

We lijken eigenlijk weer hard hollend op de weg terug naar onze voorouders uit het Neanderthaler-tijdperk. De conversatie bestaat uit loze kreten, de fysieke ontmoetingen uit een mep met een knots op andermans kop. Het opgebouwde laagje beschaving lijkt wel heel erg dun te zijn, en we schillen het met graagte af. Gelukkig zijn er nog wel wat uitzonderingen waar we ons een beetje aan vast kunnen klampen. Die hebben helaas alleen geen macht, of, om in eigentijds jargon te blijven: “Die hebben niet zo’n grote bek”.  En dat baart me wel een beetje zorgen.

Overlevingsdrang

auschwitzNadat je Auschwitz hebt overleefd vervolgens de oudste nog levende man op aarde worden. Dat kan dus. Yisrael Kristal leeft na de bevrijding van het kamp, in 1945, en na het verliezen door de oorlog van zijn vrouw en twee kinderen, nog rustig 71 jaar verder. De ultieme overwinning op het ultieme kwaad, op de hel, zou je kunnen zeggen. Wraak misschien, ook al zijn er nog maar weinigen over om je op te wreken.

Zijn leven lang maakt hij snoepjes, eerst in Polen, later in Israël. Alleen in het getto van Lodz, en in Auschwitz, daar was geen plek voor het maken van snoepjes. Daar was geen kleur. Enkel het zwart van de modder, het grijsgrauw van barakken en het zwart van de rook uit het crematorium.
In Auschwitz ben ik diverse malen geweest, in zomer en winter, tijdens een alles verkillende stuifsneeuwjacht. Op de een of andere manier is het daar ook nu nog ’s zomers altijd winter. Een winter die neerdaalt in je hart en die bezit van je neemt, en die me heel af en toe in mijn dromen achtervolgt met gruwelbeelden en worgende doodsangst. En ik ben van ná de oorlog.
Hoe leef je dan verder, 71 jaar lang, wanneer je het écht hebt meegemaakt en je je vrouw en je kinderen moest achterlaten in die winter. Eeuwige sneeuw en ijs, permafrost in je hart. Elke nacht het gegil, het geschreeuw, de vuurgloed uit de schoorstenen, de stank van verbrand mensenvlees. Wanneer je er niet geweest bent, kun je je het niet voorstellen. De hel valt niet te beschrijven, lijkt mij, elk beeld lijkt nog te gekleurd. Blijkbaar zijn er dus mensen die dit 71 jaar lang kunnen volhouden, die nog iets zinnigs van hun leven hebben gemaakt, die de moed hadden om te hertrouwen en opnieuw snoepjes te gaan maken, terwijl je zou verwachten dat elk vertrouwen in de medemens voorgoed verdwenen zou zijn.
Je zou haast zeggen dat hier een bedoeling achter zit; een hogere macht die zegt: geef nooit op, en ik laat je zo lang mogelijk leven om dit uit te dragen. Maar die misschien wél heeft toegelaten alles wat Yisrael in die oorlog is overkomen. Kun je dan nog een geloof behouden? Yisrael wel; hij draagt een keppeltje. Zou hij toen, kijkend naar het vuur en de rook uit het crematorium, waar de as van zijn vrouw de lucht in werd geblazen, hebben gedacht: ik hoop dat ik 112 word, de oudste man op aarde eens, en ik dank mijn god daarvoor? Op een plek waar de levensverwachting vanaf het moment van binnenkomst  varieerde van een uur tot enkele maanden? Het illustreert de waanzin van deze wereld, de waanzin die Auschwitz was. De knik bij de selectie op de perrons, naar links, naar de dood of naar rechts, waarmee je de oudste man op aarde zou worden en Auschwitz zou overleven. Degene die de knik gaf, illustreerde daarmee zijn eigen plek in de hel, en bepaalde daarmee dat wij nu dit nieuwsbericht kunnen lezen en dat ik dit stukje daarover kan schrijven. Hij droeg ook bij aan het ontstaan van Israël, waar de oudste man op aarde nu woont. Israël, of je het nu met de daar gevoerde politiek eens bent of niet, is gebouwd op overlevingsdrang, op de overwinning op de Nazi’s, net zoals de Verenigde Staten gebouwd zijn op en gegroeid zijn door vluchtelingen, dezelfde soort vluchtelingen die wij nu met argusogen Europa zien binnenkomen. Op beide landen is genoeg aan te merken, maar overlevers hebben hen opgebouwd, met vallen en opstaan, maar vooral met hopen op een beter leven. In leven blijven, bijvoorbeeld als snoepjesfabrikant in Israël of als fietsenmaker in een vluchtelingenproject in Zaandam levert uiteindelijk het meeste op. Een leermomentje.

Lichaam

kanaalBegin december door de Flevopolders rijden, dat heeft iets diep neerslachtigs. Lange, kaarsrechte wegen, zompige akkers, een bits grijze rechtlijnigheid die wegkwijnt in de de nevel. Het lijkt de hele dag niet licht te willen worden en het voorjaar is mijlenver weg. Ik nader Dronten, waar ik moet stoppen op een brug over een kale vaart, want er is een opstopping en veel politie. Bootjes in het water, gehengel met touwen. Daar wordt een lijk uit opgevist, zo’n vijftig meter verderop.  Groepjes mensen staan langs de kant te kijken, men is met schermen in de weer.

Nu ben ik wel een sensatiemens, ik spoed mij graag naar een flinke brand of zo, maar alleen als het niet om mensen gaat, als het geen woonhuis is, geen zwaargewonde in een verfrommelde auto. Doorrijden dan, tenminste als er hulp is. Je laven aan persoonlijke narigheid, ik kan dat niet. Soms word je er toch mee geconfronteerd, zoals van de week dus.

Nu heb ik in mijn leven diverse lijken gezien: naaste familie, bekenden, vrienden, en dan maak je zoiets meestal ook bewust mee. Je gaat ergens condoleren, of het moment dat velen zullen herkennen: de dood van bijvoorbeeld je vader of je moeder, of honderd maal erger nog, de dood van je kind. Dat laatste heb ik gelukkig nooit meegemaakt. Bij je ouders wil je zo’n moment niet missen denk ik, al gebeurt het maar al te vaak. Toen mijn vader overleed was ik te laat. “Als ons iets overkomt, nooit laten reanimeren hoor! Wij zijn al te oud.”, werd ons altijd op het hart gedrukt. Ik hoor nog het geluid van de defibrillator door het gevreesde telefoontje heen. Het mocht niet meer baten. Op het bed lag een kouder wordend omhulsel, een met recht stoffelijk overschot. Het leven was uit mijn vader, de grijze ogen voorgoed gesloten.

Bij mijn moeder was ik er wel bij; adem die steeds vaker stokte, steeds zachter klonk, in die laatste ogenblikken waar steeds meer vitale lichaamsfuncties zichzelf onherroepelijk uitschakelden, pulsjes die eens sidderend door het lichaam schoten kwamen niet meer door. Als het uitschakelen van een wonderlijke machine met duizenden knoppen en hendels. De allerlaatste ademtocht, die ook echt klonk als de allerlaatste zucht van leven brengende lucht. Je wist het ogenblikkelijk, intuïtief. De laatste band was doorgesneden, en als je je dat zou kunnen voorstellen, zou je een ziel zien opstijgen naar onbestemde hoogten.

Die momenten had ik niet willen missen. Andere misschien wel, of in elk geval anders: in een bootje op de Ganges in Varanasi, India. Een traag stromende brede rivier vol met langs drijvende rommel, takken en dode dieren, want er was een zware overstroming geweest.  Daar kwam weer wat aan, een biggetje leek het. Maar nee, op nog geen meter afstand dreef een naakte baby langs, armpjes en beentjes gespreid, het hoofdje achterover geknikt. Versteend zaten wij in de boot, die onverstoorbaar door onze gids werd voort geroeid. Nog geen vijf minuten later een nieuw naakt lichaam, sterk ontbonden, waarop al planten en mossen groeiden. De geur was met niets te vergelijken. En kort daarop alwéér een lijk, een vrouw, in fleurige kleding, vastzittend in een berg takken en snoeren, blijkbaar verdronken. Niemand die ervan op of om keek, zwemmende en spelende kinderen vlakbij, alles deel van dit leven als in een schilderij van Jeroen Bosch. De lichamen op de altijd rokende brandstapels langs de rivier, de handen, voeten en hoofden die je tussen de vlammende takken uit zag steken, het is daar normaal. Niemand lijkt geschokt te zijn in die overvolle krioelende mensenmassa.

Terug naar die grijze, stille vaart in Dronten, die niet de Ganges is. Geen overstromingen en lijkverbrandingen, geen rituelen hier. Een lichaam drijft daar in het water. Het bleek een dertigjarige man, las ik gisteren. Men gaat uit van zelfmoord. Vermist sinds half november, weggelopen uit het ziekenhuis in Lelystad. Weggelopen. Bij het opsporingsbericht een foto. Een foto van een jongeman, die in het niets lijkt te staren. Ik zocht op internet. Niets, geen Facebook, geen Twitter, niets. Alleen die politiefoto. Besta je niet op internet, dan besta je eigenlijk niet, zo’n maatschappij is het tegenwoordig.
Weggelopen uit het ziekenhuis. Waarom doe je zoiets. Misschien gehoord dat je ongeneeslijk ziek bent, denk ik dan. Of geestelijk volledig ontredderd, zó ontredderd, zó zonder vrienden, zonder naasten, dat je kiest voor het zwarte, kalme, alles toedekkende en alles afsluitende koude water van een grijze vaart in de polder. Half november, de feestmaand bij uitstek in het vooruitzicht. Een rampmaand voor sommigen, die niets te vieren hebben.

En weken later word je dan gevonden, dan zijn er tóch nog mensen die zich over jou ontfermen, die jou rustig en professioneel met respect uit het water halen, in een wereld die jou teveel werd. Geen fijne kerstdagen of gelukkig nieuwjaar voor jou, maar wel rust. Zo zonde dat het niet anders had kunnen zijn.

Alles gaat verder. Ik tuig straks de kerstboom op, nog anderhalve week werken, dan is het vakantie. Een ander soort rust. Vrienden, familie en kennissen om je heen. Feest. Een luxe waar we ons maar eens goed bewust van moeten zijn. Die niet iedereen gegund is. Kies niet voor die vaart, als het ook maar even kan. Er zijn altijd mensen die proberen zich in jou gevoel te verplaatsen. Blijf hopen dat ze jou vinden, dat jij ze vindt. Ergens.

Tel tot tien

de hulkSommige personen in mijn directe omgeving vinden mij nogal eens een opvliegerig typje. Ik herken dat wel; ik heb razendsnel een mening klaar en die wordt dan ook prompt geventileerd. Nu is dat vrij makkelijk, want ik ben ook een behoorlijk schijterig persoon. Ik ventileer die mening meestal alleen voor mezelf, want o wee als het onderwerp van mijn mening het kan horen en mij mogelijk iets terug kan doen.
Ooit – heel lang geleden – reed ik eens in mijn imposante Renault 4 onze straat uit, waar eenrichtingsverkeer gold. Tegen het verkeer in kwam daar een tegenligger aan, en die zou ik wel eens eventjes: lichtsignalen, gebaren, en demonstratief de motor afzetten want geen centimeter opzij hè? Dat zal ze leren, die verkeerscriminelen. Totdat de verkeerscrimineel uit zijn auto stapte en het een Hell’s Angel in vol ornaat bleek te zijn, die prompt uitgebreid mijn nummerplaat noteerde en vervolgens op zeer onaangename wijze aan mijn autodeur begon te trekken, wat verontrustend gekraak opleverde. U begrijpt dat ik vervolgens keurig achteruit reed om ruimte te maken voor meneer de Angel. Nog nachten lang in de stress gelegen in afwachting van een straat vol ronkende motoren waarvan de berijders wel even mijn huis zouden komen verbouwen.

Dit voorval, naast nog wat latere akkefietjes, leidde ertoe dat ik in het vervolg wel een vrij grote bek maar een behoorlijk klein hartje heb. Het mening ventileren heb ik nog steeds niet verleerd, en nu wil het zo dat een en ander uitstekend kan op Twitter, de ideale omgeving om iemand even vrij anoniem virtueel af te slachten. Woorden zijn vaak dodelijker dan vuistslagen, en wie geen dommekracht is zoals ik kan met taal uitstekend uit de voeten. Nu is het wel zo, dat iedereen op Twitter meegeniet van wat je er mogelijk onnadenkend allemaal uitflapt. Deed ik het eerst nog via dit blog, waar ik toch vrij lang over een stukje nadenk en er voortdurend aan schaaf voordat ik het publiceer, nu gaat dat wat vlotter en moet je het in 140 tekens doen. Ik moet dus geregeld oppassen om bepaalde volgers niet te kwetsen. Mijn schoolbestuur organiseerde eens een dag voor alle personeelsleden voor alle locaties, en daarbij werden kosten nog moeite gespaard. Nu heb ik nogal snel een aversie tegen iedereen die over mij de baas is, en dat heeft geleid tot een nogal moeizame relatie met de diverse schoolbesturen ( ik heb er drie meegemaakt ) door de jaren heen. Het was een feestelijke dag, met vlaggen, een in slagorde bij de ingang opgesteld bestuur, en een stralende zon, wat mij in een blog de opmerking ontlokte dat ik sterke overeenkomst zag met de Neurenberger Partijdagen. De historisch onderlegde lezer begrijpt dat dit mij  niet bepaald in dank werd afgenomen, en ik was dus genoodzaakt enige zelfcensuur toe te passen.

Dat kan met Twitter ook, maar vaak is het dan alweer te laat omdat anderen op jouw tweets gereageerd hebben of – erger nog – daar een schermafdrukje van gemaakt hebben. Je merkt direct aan je aantallen volgers of iets bevalt of niet. Die stijgen of dalen navenant. En voor aantallen volgers, liefst veel, is men toch wel een beetje gevoelig. Het is de spiegel waar je je soms aan laaft, en die je vertelt of je mooi of lelijk bent. We hebben allemaal toch wat narcistische trekjes, en twitteren voor de kat z’n viool, met één of twee volgers, dat is natuurlijk een beetje als roepen in de woestijn.
Soms echter kan het me niet schelen of ik volgers kwijt raak. In de nood leert men ze wel kennen.
Zo twitterde ik tijdens het vernemen van het nieuws over de aanslagen in Parijs, dat ik het nu wel even gehad had met mijn begrip voor de Islam. Nou, dat heb ik geweten. Het kostte me gelijk zo’n dertig volgers. Waarom ontvolg je iemand? Dat heeft natuurlijk alles te maken met de mening die de ander uit. Zelf ontvolg ik iemand als het me echt te gortig wordt: ik zit bijvoorbeeld niet te wachten op volgers die plaatjes of filmpjes van onthoofdingen of andere wreedheden op Twitter zetten. Ik heb fantasie genoeg om me daar iets bij voor te stellen. Soms ontvolg ik iemand vanwege een politieke mening waar ik totaal niet mee uit de voeten kan. Omgekeerd zal het dus net zo zijn. Volgers deelden mijn Islam-standpunt niet.

Moet ik zo’n tweet dan verwijderen? Nee, in dit geval laat ik hem staan. Op dat moment meende ik wat ik zei. Ik had het helemaal gehad met de Islam, en ik ben geen politicus die al zijn woorden op een goudschaaltje weegt. Ik zat te koken, te sidderen voor de buis. Machteloze woede. En dan roep je dingen, zeg je dingen, denk je dingen, het gevoel wint het even van de ratio. En ik ben geen robot.
In de dagen daarna kwamen steeds meer protesten tegen de moordpartij los, en ja, ook vanuit Moslim-zijde. Dat deed de woede weer een beetje temperen, zeker als ik denk aan de reizen die ik gemaakt heb door het midden-oosten, en die tot de indrukwekkendste en mooiste van mijn leven behoren. De vriendelijkheid van de mensen daar, de hartelijkheid en de gesprekken waaruit je wel merkte dat de gewone Jan-met-de Pet-Moslim precies dezelfde zorgen heeft als wij, zorgen over de toekomst, over de opvoeding van de kinderen, over het werk, noem maar op. Er is geen verschil. Het gaat pas mis wanneer je de boel gaat misbruiken uit naam van je geloof of overtuiging. En die krijgt dan de schuld. Het gaat mis wanneer het fanatiek wordt, of dat nu de Islam, een politieke overtuiging of het Christendom betreft. De Refo’s hier in dorpje B. op de Veluwe kunnen er ook wat van; je wilt niet weten wat hier allemaal wordt uitgevroten en wat vervolgens in vele doofpotten wordt gestopt. Enge Christelijke sekten, die enkel op je geld ter meerdere eer en glorie van zelf benoemde leiders uit zijn; ik walg er van. Een politieke partij die rassenhaat propageert en hele bevolkingsgroepen tegen elkaar op zet: verschrikkelijk.  Ik respecteer alle godsdiensten, alle politieke richtingen en alle levensovertuigingen zolang het niet fanatiek wordt.
De Islam zal nooit mijn geloof worden, daarvoor vinden er in mijn ogen teveel excessen plaats in naam van dat geloof. Daarvoor wijken de geloofsbeleving en de geloofsuitingen teveel af van wat ik als modern en leven in vrijheid beschouw. Kan de gewone moslim daar dan iets aan doen? Nee, wanneer je opgroeit in een wereld waarin religie je met de paplepel wordt ingegoten, alsof je een gans bent die later verwerkt wordt tot Paté de Foie Gras, dan weet je niet anders en kun je ook niet verwachten dat je wel even de westerse normen en waarden aanneemt, zaken waar ook genoeg op aan te merken valt, maar die ik nog altijd verkies boven die van de Islam of welke andere overtuiging dan ook. Daar zullen dus generaties overheen gaan. Zolang zullen we dus nog wel even met deze clash der overtuigingen opgescheept zitten, met alle gevolgen van dien. Maar ik heb het dus niet gehad met de Jan-met-de-Pet-Moslim, die nét zo mens is als ik, en die ook niet altijd tot tien telt voor hij of zij er iets uitflapt. Misschien moeten we dus eerst het tellen tot tien maar weer eens wat oefenen. Dit zou een mooi begin zijn.

 

Nazi?

baby2015 zal in alle lijstjes wel het jaar van de vluchtelingen worden, daar kan haast geen twijfel over bestaan. 2015 zal ook het jaar worden van de uitersten als het gaat om polarisatie, en misschien wordt ook u wel, net als ik, heen en weer geslingerd tussen de keuze voor het juiste kamp. Ergens tussenin mag en kan blijkbaar niet meer, en je kunt alleen nog maar door het leven gaan als ultra-rechtse Nazi of als uiterst linkse Gutmensch en bomenknuffelaar, waarbij je je ook nog geheel aan de Islam hebt overgeleverd. We slaan elkaar om de oren met foto’s van verdronken peuters en zielige baby’s tegenover een grote politiemacht bij een grenshek. Of de peuter en de baby er iets aan kunnen doen

Dat was ik dus niet van plan. Wie mij volgt op Twitter, weet dat ik nogal – zacht uitgedrukt – maatschappijkritisch ben, en dat dan vooral vanuit een links perspectief. Zodra het ook maar over rechtse politiek gaat, over bankiers met een riante vertrekbonus, over zwaar zorg-behoevenden die nog verder door de regering aangepakt worden, zit ik boven op de kast. Gaat het over maatregelen die ons lijdende milieu nóg verder aantasten, dan ben ik in alle staten.  Overal waar ik onrecht meen te bespeuren, ben ik er als de kippen bij.

Tot nu toe hou ik mij in het algemeen verre van de ordinaire scheldpartijen waartoe links en rechts zich op Twitter laten verleiden als het gaat om het momenteel meest heikele gespreksonderwerp: de vluchtelingen en de Islam. Over milieu en over het wel of niet grote graaien wordt gekibbeld, maar nergens gaan men zo fel te keer als wanneer het dus over Islam en vluchtelingen gaat. Het fanatisme waarmee dit gebeurt, heeft tot gevolg dat ik op zulke momenten steeds verder de hakken in het zand ga zetten en daardoor in een richting geduwd word die oorspronkelijk helemaal niet de mijne is. U wordt misschien steeds linkser of steeds rechtser, en ik merk dat ik tot mijn verbijstering de rechtse kant op ga bij het hoofdgerecht van de Twitter-discussie en dus ook in mijn verdere denken.

Er is echter ook geen politieke partij die je volgens mij klakkeloos en kritiekloos kunt ondersteunen. Overal zijn punten waar je het flink mee oneens kunt zijn. En wat doe je dan? Dan keer je je maar helemaal van de politiek af. Lijkt me ook geen optie, maar het gebeurt dus massaal. Ik ben een hevig voorstander van het SP-gedachtengoed, maar ik ben het volledig oneens met hun standpunten ten opzichte van Israël, een land dat ik dan weer een warm hart toedraag, zoals mijn ouders dat er met de paplepel hebben ingegoten. Meestal hoor je je af te zetten tegen je ouders, maar in dit geval doe ik dat niet, terwijl het zich-ergens-tegen- afzetten-want-de-meerderheid-is-voor  mij ongeveer in de genen zit. Ik zou volgens mijn linkse gedachtengoed elke dag De Wereld Draait Door moeten adoreren, en moeten dwepen met Youp van ’t Hek, maar de daar omheen hangende door mij ervaren dwang om toch maar vooral correct links te moeten zijn en je suf te moeten lachen om Youp, Claudia, Halina en al die anderen die elkaar daar voortdurend dikke veren in wederzijdse konten prikken, nee, dan krijg ik bijna braakneigingen. U merkt , ik raak al weer op dreef.  Ik zit nog tot april vast aan de Volkskrant, waarvan ik dan weer vind dat die de Telegraaf rechts aan het inhalen is met hun gejuich over alles wat dit kabinet doet en hun snobistische grachtengordelyuppen Volkskrant magazine, dus ook dat is een redelijke bezoeking. Denk niet dat ik hierna de Telegraaf neem, of dat ik nu op de VVD of de PVV ga stemmen, beide ongeveer de verpersoonlijking van alles wat ik moreel verwerp.

Dan maar even terug naar het begin van dit stukje, naar de vluchtelingen en de Islam. Die zijn in dit geval wel onlosmakelijk met elkaar verbonden denk ik. Ben je dus voor de vluchtelingen, dan ben je voor de islam, heb je een hekel aan de Islam, dan haat je dus die vluchtelingen en moeten ze allemaal teruggestuurd worden. Zo liggen de standpunten ongeveer. Ik vind vluchtelingen prima, laat maar komen, mits je je zo snel mogelijk aanpast – o wat zeg ik nu weer voor reactionairs – en je probeert te leven naar de westerse normen en waarden – o nu ben ik helemaal een nazi en een Wilders-bewonderaar.  Het is fijn dat mensen begrip hebben voor vluchtelingen en de Islam, en dat er hulp geboden wordt. Dat moet. Maar ik heb de indruk dat dit nu gebeurt om toch maar vooral zo correct mogelijk over te komen, zonder na te denken over hoe het verder moet, over een half jaar, als de leuk er weer een beetje af is en als je weer naar iets anders moet zoeken om in je persoonlijke behoefte aan geestelijke aflaten te voorzien. Wanneer je ‘Ja maar’ zegt, zoals ik nu doe, ben je gelijk een Nazi en heb je geen recht van spreken.
Ik heb echter wél recht van spreken, want ik woon hier. Al heel lang. Ik ben geregeld in het midden-oosten geweest, en mij daar verbaasd over de enorme puinzooi die het daar op straat altijd is. Maar ik kom er graag, het zijn boeiende landen, met enorm gastvrije inwoners.
Ik heb jarenlang een Turkse buurman gehad, en jarenlang konden we daar heel  goed mee overweg, uiterst vriendelijke mensen, maar jarenlang werden we tegelijkertijd ook gek van de herrie en de troep die hij produceerde en waren we dolblij dat we uiteindelijk konden verhuizen. Gek van het cultuurverschil dus. Je kunt hoog en laag springen, maar je kunt een cultuurverschil niet ontkennen, zeker niet als die andere cultuur qua gedachtegoed er nog behoorlijk middeleeuwse denkbeelden op na houdt: de positie van de vrouw, de rechtspraak, de mensenrechten, de manier van straffen. Cultuurverschillen overbruggen is prima, moet, daar moet je je voor inzetten. Maar niet naar een cultuur die de klok honderden jaren terugzet. Er mogen een miljoen vluchtelingen komen, of 2 miljoen, het kan me niet schelen. Ze vluchten niet voor niets. Ik zou het ook doen. naar een cultuur die volledig verschilt van de mijne. Zo hoog is de nood dus blijkbaar, dat je dat doet. Maar pas je aan, anders red je het niet. Welkom Islamitische vluchteling in mijn huis. Maar het zijn wél mijn huisregels.

Ben ik nu een fascist, een PVV-er, een nazi omdat ik de islam niet hoog meer heb zitten en kritisch naar vluchtelingen kijk? En omdat ik Israël steun?  En ben ik nu een uiterst linkse activist, omdat ik het milieu hoog in het vaandel heb, ageer tegen het grote graaien in de top van het bedrijfsleven, tegen de enorme inkomensongelijkheid in de wereld, tegen het onrecht dat zieken, ouderen en werklozen wordt aangedaan door dit kabinet?  Ik dacht het niet. Ik heb een pesthekel aan De Wereld Draait Door én ik heb een pesthekel aan  Holland zingt. Ik zie de Volkskrant én de Telegraaf niet zitten. Mag dat alsjeblieft ook nog?
Wat nu gebeurt, is dat mensen de hoek van de extremen ingejaagd worden door het handelen van een andere groep mensen. Er is geen ruimte meer voor een tussenpositie, maar dat wil ik nu juist wel.

2015 wordt, misschien nog wel veel meer dan het Jaar van de Vluchteling, het Jaar van de Grote Verwarring

Gered door de denktank

hannibalZoals u ongetwijfeld weet is er de afgelopen vijftig jaar helemaal niets veranderd in het onderwijs. Die tig onderwijsvernieuwingen, die steevast over ons uitgestort zijn als “de verbetering aller verbeteringen”, die hebben nooit plaats gevonden; dat was allemaal maar verbeelding, dat weet u natuurlijk. Die vaag tegensputterende leerkrachten, dat hebben we gedroomd. Leerkrachten zijn sowieso hinderlijk aanwezig op school, want die lui denken zomaar de wijsheid in pacht te hebben, en dat is natuurlijk niet zo. Die lui weten helemaal niets, hebben totaal geen verstand van wat zich allemaal in het hogere afspeelt en zijn zo stom alles maar te slikken wat hun wordt voorgeschoteld. Hoe dóm ben je dan!

Wie het wel weet? Welnu, dat is een nieuwe denktank (ik ben even de tel kwijt, maar ik ben dan ook maar een simpele docent), die wordt gevormd door een groep nét afgestudeerde academici, “excellente masterstudenten en promovendi”. Nu is het tegenwoordig zo – ook bedacht door lieden met visie op het hogere – dat je ook op het vmbo al “afstudeert” en dat je op de havo ‘cum laude’ kunt slagen, dus zo’n groep telt ongetwijfeld ook verlichte zielen uit die categorie. De categorie die niet geïnteresseerd is in het onderwijs, die geen uitdaging vindt, voor wie het onderwijs “niet leuk” is, die lijdt onder saaie ouderwetse en uitgebluste docenten en die klaagt over te trage internetverbindingen voor hun communicatieve vaardigheden via WhatsApp tijdens de zelfstudie-uren of tijdens het werken aan hun POP of PAP.

Meneer Rinnooy Kan, de man die overal wat van af weet, gaat de groep adviseren, dus dan komt het goed. Ik lees dat een eerdere denktank in 2007 na lang in een tank denken tot de conclusie is gekomen dat de docent ook een PAL, een Persoonlijk assistent voor de Leraar ) nodig heeft, dus het komende jaar zal ik maar eens nuttig gaan besteden aan het vinden van mijn PAL, waar die dan ook ter wereld mag bestaan. Om alvast verder vooruit te lopen op de bevindingen van de denktank ga ik ook eens kijken of mijn onderwijs wel aansluit bij de veranderende wereld, want u begrijpt wel dat ik nog steeds met griffel en lei les geef over onze koloniën in Indië en dat ik dat allemaal met een krijtje op het bord noteer, en dat ik er ernstig over nadenk om eens heel progressief een Commodore 64 aan te schaffen, want dat is vrij hip.

Ik verwacht ook een overvloed aan nieuwe bij- en nascholingen die ik mag gaan volgen, zoals de keer dat ik op commando van twee ernstig kijkende cursusleiders een sprongetje moest maken en daarbij “Piep!” moest roepen naar mijn partner die tegenover mij stond en die hetzelfde moest doen, waarna beide leiders ijverig een aantekening op hun notitiebordje maakten. Een en ander geschiedde in het kader van de nascholing “Competentiegericht Assessor”, een prijzige cursus van in totaal 4 weken. U begrijpt hoe enthousiast en vól nieuwe ideeën ik na elke cursusdag thuis kwam, en dat ik geheel de neiging wist te onderdrukken mijn gade met een hakbijl in tienduizend stukjes te verdelen om daarna mijn huis én de aanpalende percelen middels een atoombom tot as te reduceren.
Ik herinner mij nog de duurbetaalde bobo, die vanuit zijn onmetelijke visie met droge ogen voor de volle zaal nog maar een paar jaar geleden verkondigde dat er na het competentiegerichte onderwijs nooit meer iets beters zou komen, want dit was het absolute summum.

Gelukkig is daar nu de Denktank, die het allemaal anders gaat aanpakken, en die ons eenvoudige docenten tot hemelse extase gaat leiden. Het mag ongetwijfeld wat kosten, de leider zal ongetwijfeld een leuke bonus krijgen, onze onderwijsminister zal van blijdschap compleet uit zijn dak gaan en tot grote hoogte spuitend klaarkomen; het is het allemaal waard. Vanaf nu breken gouden tijden aan, docenten en leerlingen krijgen weer echt onderwijs, de denktank ( net van de geheel mislukte schoolbanken af ) zal alles voor ons heruitvinden: het vuur, het wiel, het ijzer, de iPad, Maurice de Hond, het komt allemaal goed.

Alleen: ik zal het niet meer meemaken. Tegen de tijd dat de Denktank aan een kwijlend uitverkoren deskundigen-publiek de bevindingen presenteert, ben ik schuimbekkend van woede in een dwangbuis geheel platgespoten afgevoerd naar een zwaar gesloten krankzinnigengesticht voor dol geworden onderwijzers, waar ik de rest van mijn vruchteloos – want onderwijs – leven zal verpozen met het voeren van de eendjes in de inrichtingsvijver, waarna de zuster mij, geassisteerd door twee potige broeders ( ex-onderwijsstaatssecretarissen) nog wat pap tussen de opeengeklemde kaken wringt.

Dat is dan wel weer jammer. Ik kom ook overal te laat achter. Had ik maar beter onderwijs gehad.

Wauwel in Thailand, deel 2

Vijf dagen decadentie

image
Ik doe al twee dagen eigenlijk helemaal niets, met nog drie te gaan. Dat niets bestaat eerst uit op mijn gemak opstaan, de gordijnen opentrekken, een blijk werpen op het zwembad met daarachter een uitloper van de Zuid Chinese Zee, en denken: Wat voor niets ga ik vandaag eens doen.
Het is vakantie, ik ben in Thailand. De laatste dagen vóór de terugreis worden doorgebracht in een blinkend witgeschilderd 5-sterren complex, in een oord waar de meeste huizen en hutjes door de klamme vochtigheid groen en zwart worden aangevreten, waar de bewoners van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat met hard werken voor een habbekrats de kost moeten verdienen.
Loop je ’s ochtends vroeg langs het water, dan staat daar al het gammele kraampje met wat eitjes en visjes, ‘vacuüm’ verpakt in opgeblazen plastic zakjes, de hele dag in de brandende zon. Kom je er ’s avonds laat weer langs, dan staat het er nóg, met een schijnbaar ongewijzigde hoeveelheid koopwaar.
Azië is een gebied van mini-economieën. Miljoenen kraampjes die allemaal ongeveer hetzelfde verkopen, in Shanghai, Hongkong, Kathmandu, Denpasar; het lijkt nergens zoden aan de dijk te zetten, en tóch draait het op de een of andere manier. Mini-orde in een mega-chaos.
Daar loop je dan tussendoor met een camera van €1000 om je nek, en je maakt -hopelijk besmuikt- wat foto’s want o hoe pittoresk is dit. Je avonturen tik je, zittend langs de rand van het zwembad, op je iPad naar het thuisfront door, onder het genot van een cocktail die een buigende Thai geruisloos voor je neerzet.
Nog steeds word je eigenlijk in een dit keer niet fysiek meer aanwezige draagstoel tussen de koelies doorgereden, maar heel veel verschil met vroeger is er niet.
Ik kijk naar dikke witte Nederlanders die ’s ochtends om half tien met hun handdoeken vier bedjes bij het zwembad reserveren, en die dan om half twee op komen dagen om te ontdekken dat er een handdoek is verdwenen – die nu onder mijn kont ligt- en die zich druk maken over de hufterigheid van mensen om zomaar een handdoek weg te halen.
We zijn trots op het afdingen met maar liefst 30 bath ( €0,80 ) bij de aankoop van een schelpenkettinkje, dat we als trofee mee naar huis nemen, om na een paar jaar te denken: Waar in de wereld hebben we dat rommelding ook al weer gekocht?

Ik lig langs het zwembad, de koptelefoon in het oor, een playlist van Buddha Bar op Spotify. Ik heb een paar duizend euro uitgegeven aan deze 3 weken met indrukken. Een doorsnee inwoner van een Aziatisch of Afrikaans land kan daar een jaar mee vooruit. En ook thuis, in ons geordende, van alle gemakken voorziene westerse en geordende wereld, heb ik genoeg volgers op Twitter die van dit soort reizen alleen maar kunnen dromen. Die zeker weten dat dit nooit, maar dan ook nooit tot hun mogelijkheden zal behoren.
Je hebt geluk, of je hebt pech, in allerlei gradaties, en daar heb je eigenlijk geen enkele invloed op. Het overkomt je, met als de Tsunami of de verwoestende aardbevingen en tyfoons die je in deze streken voor de kiezen krijgt. De goden, die hier aan alle kanten op allerlei manieren geëerd worden, hebben het zo gewild.
In onze eigen wereld is geen plek meer voor goden. Het zou misschien een optie zijn, om daar weer eens wat plaats voor in te ruimen. Voor verlichting bij onze eigen rampen, die, hoe anders of in verhouding veel kleiner ook, er toch net zo goed in kunnen hakken. ‘Elders op de wereld is het veel slechter, dus wat zeuren we nu?’, daar heb je niet altijd boodschap aan als je moet rondkomen van een bijstandsuitkering die aan alle kanten nog veel verder afgeknepen wordt.

Of ik me nu moet schamen, hier aan de rand van dit zwembad. Nee. Ik kijk omhoog, zie tropische zwaar geurende Plumeria-bloemen, die af en toe tussen mij neervallen, zie witte wolken in een stralend blauwe lucht weerspiegelen in het warme zwembad. Ik ben even multimiljonair, even jetset, eigenaar van een blinkend jacht, een zakenjet, morgen vlieg ik maar eens naar Hawaii of Saint Tropez, en daarna naar Hollywood. Ik koester dit moment, ik fantaseer er nog een paar dagen op los.
Over een week om deze tijd shop ik weer bij de Lidl, en wachtend bij de kassa sta ik dan weer bij dat kraampje langs de weg, en is mijn douche thuis weer dat zwembad bij de Zuid Chinese Zee.