Onlangs las ik een opmerkelijk berichtje dat 10 % van de inwoners van Nederland nog nooit van internet gebruik heeft gemaakt. Daar zit natuurlijk een flink gedeelte bejaarden bij, mensen die dus nóg stokouder zijn dan ik, en een deel baby’s en peuters, hoewel er veel hippe ouders zijn die zich de afschuwelijke gewoonte hebben eigen gemaakt om bij de geboorte van hun eerste kind ook maar gelijk een Facebook-account en een email-adres voor de kleine spruit op te zetten. Ze vergeten daarbij dat tegen de tijd dat het kind kan schrijven en lezen, email en vermoedelijk ook Facebook, hopeloos uit de mode zijn. Daar zit je dan straks als moderne puber met die antieke zooi mooi mee opgescheept.
In het berichtje stonden ook enkele overwegingen van lieden die bewust kozen om zonder internet door het leven te gaan. Eentje verloor anders het ware contact met de aarde en het wij-gevoel met de natuur, en de ander zag het als een bedreiging voor Gods schepping en het contact met de medemens. Er is zelfs een Vereniging zonder Internet. Daar vind je dus geen website van.
Nu heb ik de grote eer al bijna veertig jaar in het onderwijs actief te zijn, om daar de heffe des volks en de bloem der natie naar ongekende hoogten te begeleiden, en ik kan daar constateren dat de moderne jongere zonder internet zou veranderen in een geestelijk en lichamelijk kwijlend wrak. Er is in de tijd dat het internet bestaat een nieuw ras geëvolueerd met als nieuw ledemaat het mobieltje, onlosmakelijk met het lichaam verbonden, waarbij uitval van mobiel bereik zoiets is als het amputeren van een been of desgewenst hoofd. U weet als ervaren ouder wel hoe uw kroost reageert bij opmerkingen over het gebruik van mobieltjes aan tafel, of bij dreigementen dit genotsvoorwerp af te pakken. Hoeveel feestelijke maaltijden en bijeenkomsten zijn er al verknald door dat eeuwige getuur op hun telefoontje of tablet of door de bliepjes die de Snapchat- of Whatsapp-berichtjes veroorzaakten? Kinderen ontwikkelen tegenwoordig ook een soort mobiel-bochel, we groeien dus langzaam weer terug naar de voorovergebogen lichaamsvorm van de Neanderthaler.
Ik denk aan de bijna twee weken zonder internet dat mijn dochters chagrijnig beneden op de bank zaten, zomaar in de woonkamer, de plek waar mensen vroeger wel eens een leuk gesprek met elkaar plachten te hebben in real life. De kreten waarmee zij opsprongen en de kamer uit stormden toen zij ineens gelijktijdig een “Nieuw-bericht-bliepje” op hun apparaat binnenkregen. Er was weer verbinding met het leven!
Wat deed u eigenlijk in de jaren dat u nog geen verbinding met de wereld via internet had, en u nog gewoon gesprekken op de bank moest voeren met uw partner; keek u toen de hele dag door tv, of las u het ene na het andere boek uit de bibliotheek ( daar leende je vroeger boeken ), maakte u een legpuzzel van de bollenvelden met strakblauwe lucht of ging u een kathedraal van luciferhoutjes in schaal 1: 2 nabouwen? Hoe vreselijk moet dit geweest zijn, zoiets als de tijd van de crisis in 1929 of de aanvallen van de Gothen, Hunnen, hordes van Djengiz Kan of de uitroeiing van de mensheid door de Zwarte Dood in de Middeleeuwen.
Een paar jaren geleden doorkruiste ik de woestijn van Wadi Rum in Jordanië. Het landschap was buitenaards, roodachtig van tint, miljoenen jaren geleden ontstaan uit een grote zee, en de surrealistische rots-structuren gaven je het gevoel op Mars te zijn. Geen wind, ’s nachts miljoenen sterren aan de hemel en absolute stilte; zó stil dat je in je oren het bloed door je aderen hoorde ruisen. Een ander universum. En toch: verdwalen kon niet meer. Op je mobieltje zag je tot op een paar meter nauwkeurig waar je je bevond, en wanneer je een tijdje rondreed op het hotsende schip der woestijn, zag je altijd wel ergens in de verte een GSM-mast. Nergens kun je meer verdwalen, ook al zou je dat heel romantisch willen. Je bent altijd bereikbaar, vindbaar, traceerbaar, op misschien een paar plekken in de Stille of de Atlantische Oceaan na.
Na de jaren 80 van de vorige eeuw brak dan eindelijk de nieuwe Verlichting aan, het zegenende Tijdperk van Internet. Daar passen natuurlijk geen zonderlingen zonder internet in. Er is geen plek meer voor kluizenaars en mensen die de wereld buiten willen sluiten, wat hun redenen ook mogen zijn. Je plakt ze ook gelijk een etiket op: boomknuffelaars, geitenwollen sokken-types, reli-gekkies, stel je er maar iets aparterigs bij voor. De enige plek waar je je nu nog een klein beetje kunt afzonderen is je eigen hersenpan.
Is leven zonder internet geen leven? Ondraaglijk lijden, om in overtrokken pubertermen te blijven? Zelf denk ik wel de nodige afkickverschijnselen te ervaren. Twitter opzeggen, Facebook stoppen, digitale zelfmoord, de computer ongeveer de deur uit en geheel afhankelijk zijn van stokoude media als krant, televisie en Radio Bandoeng. Nog even zoeken tussen de oude rommeldozen of daar nog ergens een gewone telefoon ligt, en of er überhaupt nog wel een aansluiting aan de wand zit waar ik dat ding in kan pluggen. Vakanties plannen via een reisbureau in een straat met echte winkels, wachten op de papieren bankafschrijvingen in de brievenbus. De grote Bos-Atlas maar weer eens uit de kast trekken en kijken welke landen er allemaal verdwenen of bijgekomen zijn. Een avond vakantie-dia’s van 30 jaar geleden er doorheen jagen. Je leven uit de steentijd terugkijken: toen je nog niet bestond uit nullen en enen. Toen je nog offline was.
Wat heerlijk geschreven.
Ik heb veel mensen in mijn wijk leren kennen via facebook, een hechte groep “kneuzen” die voor elkaar zorgt in real life.
Na al die jaren hier eenzaam wonen was dat een geweldig fijne ervaring.
Maar af en toe lijkt het me wel fijn om een internetloze dag te houden. Of week.