Uitgewerkt

Het is dan zover, trouwe lezertjes. Ik schrijf dit blogje aan de vooravond van mijn allerlaatste officiële werkzame dag in dit leven. Na morgen, donderdag 19 december 2019, rest mij nog het hinderlijk als geldvretend oudje aanwezig zijn, gebukt onder de priemende vingers van iedereen die lieden van onze leeftijd als terende profiteurs ziet, die een beetje vervelend ziek zitten te zijn en allerlei kwalen ontwikkelen waardoor een beetje hippe jongere op onvoorstelbare kosten wordt gejaagd,

Een blokkade van snelwegen en incontinentieluier-distrubutiecentra met behulp van rollators en scootmobielen zie ik er voorlopig niet van komen; we zouden ook ogenblikkelijk worden weggeknuppeld en gearresteerd. Voor straf geen ontbijtje met de minister-president, en voor straf nog maar één keer in de maand onder de douche in het verzorgingstehuis. En óók pap als straf tijdens het kerstdiner op Tweede Kerstdag.

Vanmiddag liet ik een uitgekleed kantoor achter mij, nadat mij vandaag al eerder was gevraagd om niet te vergeten morgen mijn schoolsleutel in te leveren. Plakkers op de muren waar eerst wervende posters hingen, die jongeren opriepen om te kiezen voor een uitdagende toekomst op die en die school. Ik ben nog één dagje decaan en mocht er morgen nog een hulpeloze puber met keuzestress zich bij mij aandienen, dan wordt dat gelijk mijn laatste officiële daad.
Iets leuker waarschijnlijk dan de zeurende mailwisseling die ik vandaag nog had met een raadsman van een ex-leerling, die meende nog wat kwijtschelding van studieschuld te goed te hebben. Iets waar mijn school al lang aan meegewerkt had. Dergelijke zaken vreten energie, en die energie heeft de laatste maanden toch wel te lijden gehad, merk ik nu. Maar altijd vriendelijk en beleefd blijven, met wat kleine prikjes, want de klant is tegenwoordig een veeleisende koning geworden, die gewend is op zijn wenken bediend te worden en als dat niet het geval is, volgen dwangbevelen.

Vanaf het moment dat ik besloot met pensioen te gaan, een besluit waar je toch lang tegen aanhikt, merkt ik dat de fut een beetje begon te verdwijnen. Nu is niets fnuikender ( voor mijn modern opgeleide lezertjes: google maar even wat dat betekent ) dan je uren af te gaan zitten tellen, maar onbewust heb ik dat wel een beetje gedaan.
En in die laatste dagen kom je dan weer tijd te kort; als je opschrijft en bijeen sprokkelt wat je opvolger allemaal moet gaan doen, besef je dat je in de loop der jaren toch wel een flinke duizendpoot bent geworden en dat je stapels werk hebt verzet.
Vanaf 1976 heb ik onafgebroken in het onderwijs gewerkt. Begonnen in letterlijk en figuurlijk een andere eeuw, want er is ongelooflijk veel veranderd, en ik kan niet anders constateren dat de kwaliteit en het niveau geen schim meer is van het onderwijs in de vorige eeuw. Jaar in jaar uit normen naar omlaag bijstellen, minder vragen, minder eisen, en waarbij het nu niet meer gaat om alles aan kennis wat je hebt over te brengen maar om alle overgebrachte kennis naar derden te kunnen verantwoorden, voorzien van een onvoorstelbare papierwinkel. Vertrouwen in een docent is omgeslagen in wantrouwen van een docent, en het voortdurend in twijfel trekken en ter discussie stellen van diens gezag en autoriteit, door zowel leerlingen, schoolbesturen en overheden, vergezeld door enorme groepen stuurlui aan wal.

Was het dan een tranendal? Nee. Beslist niet. Ik ga straks de reuring en de jongeren missen. Dagelijks omgaan met jongeren is hét medicijn tegen ouder worden. Daarom ben ik ook altijd een beetje puber gebleven, een beetje rebellerend, dwarsig, de grenzen opzoekend van hoe je met taal nog iemand fijntjes dwars kunt zitten. Een haat-liefde verhouding met mijn diverse schoolbesturen, waarbij ik een van de ergste vertegenwoordigers daarvan ooit eens om zes uur in de ochtend onverwachts tegen het lijf liep midden in het Paul Kruger Park. Ga je daarheen om de Big Five te spotten, staat de gevaarlijkste nummer Six ineens pal voor je neus. “Bent u niet meneer Bijlsma?” is nu het meest gevreesde wilde-dierengeluid.

Goed, morgen dus nog wat zaken afhandelen, nog één keer door een mistroostig bedrijventerrein naar het instituut wandelen. Ik kom daar langs een kantoor van een metaalbouwbedrijf, waarvan de altijd verlaten ontvangstruimte gedompeld is in grijs neonlicht. In een hoek staat een enorm rond grijs namaakleren hoekbankstel, en daarnaast staat weer een levensgrote plastic kunstpalm, die inmiddels ook tot bijna grijs verkleurd is en het heeft gepresteerd bijna al zijn blaadjes te laten vallen. Je zal dáár toch 43 jaar van je leven moeten werken. Dan word je geen pensionado maar een soort vleesetende zombie.

Mijn laatste dag zal eindigen met de personeelskerstviering. Ik wil geen poespas, geen congres, geen receptie. Gewoon, het dankwoordje van de directeur tijdens de overige gezelligheden volstaat, en zelf zal ik nog vijf minuten wat anecdotes ophalen, waarbij ik de nodige zelfspot niet zal schuwen. Men zal je snel vergeten, je bent niet onmisbaar. Zo is het ook wel goed.

En dan is het klaar. Uitgewerkt. Thuis de kerstboom optuigen , de feestdagen met familie, geen nieuwjaarsbijeenkomstpersoneelstonggelebber meer en dan de enorme vakantie, het enorme gevoel van vrijheid, reizen, cruises, badende luxe , alle karakteristieken die men over potverterende ouderen uit de kast trekt ga ik aan voldoen. En veel kunst natuurlijk, schilderen in real live en in virtual reality. Los gaan in andere werelden, dingen achterlaten.
Geen onderwijsblogjes meer, maar oude mensen-blogjes. Met een puberale ondertoon. Lekker van me af schrijven en twitteren. Tot in het nieuw jaar mensen. Voor mij tot in een nieuw tijdperk.




Laatste loodjes

Een blogje terug, en inmiddels alweer een jaar geleden geloof ik, schreef ik dat ik dacht aan stoppen met werken op 1 september 2019. Inmiddels zitten we eind oktober 2019, en ondergetekende ploetert nog immer voort, want je wilt straks toch niet helemaal van de bedeling afhankelijk zijn, maar het einde is nu toch wel in zicht.

Een weekje of acht nog; dan resten mij slechts een langzaam maar zeker wegglijden in de vergetelheid, de dagelijkse koffietafel met andere oude mannetjes bij Albert Heijn, of het bankje naast de spoorwegovergang hier in het dorp, elke dag een trefpunt van lieden die, zittend op hun scootmobiel, het leven en alles wat verder voorbij komt van commentaar voorzien.
Thuis zal ik mij vermaken met legpuzzels, het verheugen op het jaarlijkse kerkuitje met koffie en gebak en een mooi verhaal van de dominee in de bus naar de Betuwe, of op het minutieus napluizen van gidsen waarin mooie Moezelcruises worden aangeboden.
Ook zal ik mijn natuurlijk dagelijks gaan verdiepen in aanbiedingen voor een traplift, een mooie sta-op-stoel ( met €700 inruilkorting voor uw oude stoel ), een seniorenbadkamer met veilige bad-instap die in één dag geplaatst wordt en ik koop waarschijnlijk een kanarie die af en toe “Tsjiep” zegt.
Onderuit hangend voor de tv en krabbend aan mijn kruis zal ik het nieuws en de uitzendingen van Omroep Max van commentaar voorzien, en ik zal pogen mee te deinen met het uitzinnige publiek bij André Rieu.
En ik wil een elektrische deken, en een lamp van 1000 watt om goed bij te kunnen lezen, en een leesbril met vergootglasogen van plus 12. En goed plakkende Kukident, en een genderneutrale Tena Lady. De huidige correcte en vooral niet kwetsende leefwijze heb zo z’n voordelen op dat gebied.

Maar goed, ik tel dus nog zo’n 8 weken mee en die besteed ik onder andere aan het opruimen van enorme bergen papier en aantekeningen die ik tijdens mijn werk – nu als decaan – door de jaren heen heb verzameld. Diploma’s, certificaten van honderdduizend nascholingen, notulen, plannen, rapportages, blokken vol aantekeningen, verslagen, toetsen en beoordelingen; het kan allemaal de prullenbak in. Vanaf 1 januari 2020 zijn ze zonder enige waarde, en dragen ze enkel nog bij aan de constatering dat ik gedurende mijn arbeidzame leven eigenlijk ongelooflijk veel dingen met meer of minder enthousiasme heb uitgevoerd, nog even los van de vraag of alles wel even zinvol is geweest.

Mijn laatste vakantie heb ik net achter de rug. Hierna nooit meer uitkijken naar vakantie, en niet meer het gevoel wat je had op de allereerste avond van het aankomende weekje vrij. De eerstkomende avond is geen avond van de eerste vakantiedag meer, maar de eerste avond van een hopelijk nog zeer langgerekte levensavond, die iemand, die zo geregeld in de puberteit is blijven steken als ik, wel op aangename wijze wil vullen.
Hoe zal dat straks gaan. Hoe zal dat afscheid van mijn werk voelen, de wandeling naar huis. Ik ben niet van de poespas en de schijnwerpers, dus niks geen receptie en genodigden, het liefst ga ik gewoon door tot een uur of vijf en wie mij per se een handje wil geven komt maar even langs in mijn kantoor. Mijn voorganger hield een compleet symposium met afgeladen ruimtes en hordes vreemde lieden in het pand. Ja doeg, ik deed gewoon mijn ding, en that’s it.
Nu wil het geval dat mijn laatste werkdag straks gaat samenvallen met het personeelskerstfeest, een gebeurtenis waar ik door de jaren heen met wisselend genoegen naar heb uitgekeken- ik ontkom dus niet aan wat plechtigheden-, net als het kerstfeest wat je met je leerlingen moest organiseren.
Ook daar nogal – hoe zeg je zoiets diplomatiek – wisselende ervaringen. Ooit was ik jong leraartje op een Huishoudschool annex School voor Lager Economisch en Administratief Onderwijs in IJmuiden, in een buurt die nu niet bepaald bekend stond om de fijngevoeligheid en teerbesnaardheid van de bewoners. De Elout van Soeterwoude LEAO, later het Kruispunt.
In de weekends werd er wel eens met een geweer dwars door de voordeur van de school geschoten, waarna het projectiel het pand aan de achterzijde weer verliet. Ik gaf daar een keur aan vakken aan een verzameling compleet door hormonen overmeesterde pubermeisjes: Nederlands, winkelinrichting, tekenen, handvaardigheid, maatschappijleer en godsdienst. Kom daar nu eens om.
Tijdens het kerstfeest vlogen de dames elkaar tijdens het kerstverhaal geregeld in de haren, totdat ik met bulderende stem de gemoederen weer kon bedaren door : “JA, ‘T IS KERSTSFEER, BEGREPEN!!!!” te brullen. Heel hard “Seks!!” roepen bracht ze overigens ook altijd tot direct ademloze en afwachtende stilte.
Toch had het wat, die kerstvieringen. “Last Christmas” van Wham keihard door de ruimte, de meiden op hun mooist uitgedost, ik was jong en de hele toekomst van nog minstens35 jaar werken lag nog voor mij.

Nu nog 8 weken dan. Nog één kerstfeest in het verschiet. Geen krijsende en gillende meiden op die avond. Geen Wham. Wel een Last Christmas. U hoort nog wel hoe verder.

De Hel

Onlangs zag ik een filmpje voorbij komen op Twitter. Nu komt daar van alles voorbij, van lieve-katten-die-met-een-eendje-spelen-filmpjes tot en met onthoofdingen met een bot mes, en je kunt soms niet alles ontwijken. Soms begint al iets te spelen op het moment dat je er langs scrollt; de katten-filmpjes bekijk ik, de onthoofdingen klik ik zo snel mogelijk weg en soms blokkeer of negeer ik degene die dat daar geplaatst heeft.
Soms blijf ik echter hangen, wanneer het bijvoorbeeld gaat over onderwijs, waar men er ook een handje van heeft om horror-filmpjes te produceren, maar met het keel doorsnijden valt het daar tot nu toe mee.
Docenten die de klas uitgepest worden, docenten die op de vuist gaan met een leerling die hen het bloed onder de nagels vandaan trekt: de vernietiging van een verdere loopbaan en idealen in 58 schokkerige seconden.
Dit keer was het onderwerp een vermoedelijke brugpieper, flinke tas op de rug, ik meen in een knalgeel regenjack, die het aan de stok kreeg met een klasgenoot, die hem geheel in het gangbare rappers-dialect toe beet “Door jou werd ik bijna geschorst!” Wat het doodsbange slachtoffertje ook probeerde met overredingskracht en goedmaken en verontschuldigingen, het hielp niet. Er moest en zou gemept en geschopt worden. Resultaat: gebroken neus en andere verwondingen, de dader kreeg bezoek van de politie.
Het zal je kind zijn, en dan bedoel ik het slachtoffer. Eentje voor wie de dagelijkse gang naar school een marteling vol doodsangst is geworden of misschien al was.
De school is voor sommige kinderen de Hel. Een jarenlange pijniging, vernedering, die nachtmerrie gewoon overdag doorgaat, en waaruit je niet opgelucht wakker kunt worden, want je weet dat er weer zo’n dag aankomt.

Je voedt je kind als ouder naar beste weten op, je leert van goed en kwaad, je leert gedrag, je geniet van die knul of dat meisje en dan moet je constateren dat het ongelukkiger en ongelukkiger wordt en dat je daar eigenlijk niets tegen kunt doen; verder dan de wens zo’n pester nu zelf eens verrot te schoppen komt het niet. Je kunt niet naast je kind in de school gaan zitten, je kunt niet meegaan onderweg. Ze weten hem wel te vinden, in real live of op social media. Eens moet je het loslaten, een doodsbang en hulpeloos vogeltje wat fladderend uit het nest, stuiterend van tak tot tak de bodem bereikt, waar de rovers en de moordenaars loeren, en dan begint het echte overleven.

Soms helpt verhuizen. Waar ben je dan mee bezig. Soms helpen pest-programma’s, maar vaak ook niet. Je kind lijkt het aan te trekken, draagt het als een juk met zich mee van school naar school en van plaats naar plaats. Pesten vaak om niks. Geen flaporen, geen jampotbril, geen stinkzweet en geen stotteren, en toch is het daar. Die ongrijpbare en onbenoembare aanleiding om iemand het leven zuur te maken. Om de school tot hel te maken.
Iedereen kijkt toe, filmend met de mobieltjes, is dat even leuk, en tien minuten later staat jouw kind, jouw middelpunt waar alles om heeft gedraaid, op internet. Ook de hel voor jou, terwijl je toch meestal als ouders niets te verwijten valt.
Deze maatschappij wordt harder en harder. De afgelopen kabinetten hebben een onverschilligheid gekweekt voor de zwakkeren in deze samenleving, die geen samenleving meer is. Het zachte, het kwetsbare is mikpunt geworden. Want het verdedigt zich niet. Het geeft geen grote bek. Het kan niet meer opkomen voor zichzelf. Het is murw gebeukt, omdat het niet mee wil of kan in de race naar beter, leuker, vètter, geiniger, rijker, gevatter, groffer, stompzinniger. Omdat het anders is dan wat deze wereld ons nu dicteert.
Elke week krijg ik wel een puber met een pestverleden in mijn kantoor. Stuk voor stuk aardige kinderen, die niet kunnen omschrijven waarom ze vroeger gepest werden. Dikke tranen bij de herinnering. Ze komen vaak naar mijn school omdat ze het vertrouwen in mensen verloren hebben en aangezien wij iets met dieren doen, lijkt dit voor hen de plek. Dieren kwetsen je niet, dieren belazeren je niet, dieren kun je vertrouwen.
Ik vind dat overigens een verkeerde keus. Het is een vlucht, maar wel een begrijpelijke vlucht, en het werkt meestal ook nog eens. Een dier vindt jou leuk omdat je het vreten geeft. Anders is het niet.
Bij ons wordt nauwelijks gepest, en toch zijn het dezelfde pubers als op de grote ROC’s waar je door bewakingspoortjes en langs beveiliging moet en waar je je in een of ander ghetto waant. Ze hangen allemaal over hun mobieltjes gebogen, ze zien er soms niet uit, ze maken rommel, ze zijn soms luidruchtig, zo proberen een docent uit, maar ze pesten eigenlijk niet.

Het kan dus wel. De Hel kan voorbij gaan, en een klein stukje van de Hemel overnemen. Tijd kan ook meewerken, ouder en wijzer worden kan helpen. De wereld kán een stukje zachter worden, ondanks alle krachten die daarbij tegenwerken. Een beetje hoop, dat moeten we blijven houden. Anders wordt het niks meer.

 

Gered door de denktank

hannibalZoals u ongetwijfeld weet is er de afgelopen vijftig jaar helemaal niets veranderd in het onderwijs. Die tig onderwijsvernieuwingen, die steevast over ons uitgestort zijn als “de verbetering aller verbeteringen”, die hebben nooit plaats gevonden; dat was allemaal maar verbeelding, dat weet u natuurlijk. Die vaag tegensputterende leerkrachten, dat hebben we gedroomd. Leerkrachten zijn sowieso hinderlijk aanwezig op school, want die lui denken zomaar de wijsheid in pacht te hebben, en dat is natuurlijk niet zo. Die lui weten helemaal niets, hebben totaal geen verstand van wat zich allemaal in het hogere afspeelt en zijn zo stom alles maar te slikken wat hun wordt voorgeschoteld. Hoe dóm ben je dan!

Wie het wel weet? Welnu, dat is een nieuwe denktank (ik ben even de tel kwijt, maar ik ben dan ook maar een simpele docent), die wordt gevormd door een groep nét afgestudeerde academici, “excellente masterstudenten en promovendi”. Nu is het tegenwoordig zo – ook bedacht door lieden met visie op het hogere – dat je ook op het vmbo al “afstudeert” en dat je op de havo ‘cum laude’ kunt slagen, dus zo’n groep telt ongetwijfeld ook verlichte zielen uit die categorie. De categorie die niet geïnteresseerd is in het onderwijs, die geen uitdaging vindt, voor wie het onderwijs “niet leuk” is, die lijdt onder saaie ouderwetse en uitgebluste docenten en die klaagt over te trage internetverbindingen voor hun communicatieve vaardigheden via WhatsApp tijdens de zelfstudie-uren of tijdens het werken aan hun POP of PAP.

Meneer Rinnooy Kan, de man die overal wat van af weet, gaat de groep adviseren, dus dan komt het goed. Ik lees dat een eerdere denktank in 2007 na lang in een tank denken tot de conclusie is gekomen dat de docent ook een PAL, een Persoonlijk assistent voor de Leraar ) nodig heeft, dus het komende jaar zal ik maar eens nuttig gaan besteden aan het vinden van mijn PAL, waar die dan ook ter wereld mag bestaan. Om alvast verder vooruit te lopen op de bevindingen van de denktank ga ik ook eens kijken of mijn onderwijs wel aansluit bij de veranderende wereld, want u begrijpt wel dat ik nog steeds met griffel en lei les geef over onze koloniën in Indië en dat ik dat allemaal met een krijtje op het bord noteer, en dat ik er ernstig over nadenk om eens heel progressief een Commodore 64 aan te schaffen, want dat is vrij hip.

Ik verwacht ook een overvloed aan nieuwe bij- en nascholingen die ik mag gaan volgen, zoals de keer dat ik op commando van twee ernstig kijkende cursusleiders een sprongetje moest maken en daarbij “Piep!” moest roepen naar mijn partner die tegenover mij stond en die hetzelfde moest doen, waarna beide leiders ijverig een aantekening op hun notitiebordje maakten. Een en ander geschiedde in het kader van de nascholing “Competentiegericht Assessor”, een prijzige cursus van in totaal 4 weken. U begrijpt hoe enthousiast en vól nieuwe ideeën ik na elke cursusdag thuis kwam, en dat ik geheel de neiging wist te onderdrukken mijn gade met een hakbijl in tienduizend stukjes te verdelen om daarna mijn huis én de aanpalende percelen middels een atoombom tot as te reduceren.
Ik herinner mij nog de duurbetaalde bobo, die vanuit zijn onmetelijke visie met droge ogen voor de volle zaal nog maar een paar jaar geleden verkondigde dat er na het competentiegerichte onderwijs nooit meer iets beters zou komen, want dit was het absolute summum.

Gelukkig is daar nu de Denktank, die het allemaal anders gaat aanpakken, en die ons eenvoudige docenten tot hemelse extase gaat leiden. Het mag ongetwijfeld wat kosten, de leider zal ongetwijfeld een leuke bonus krijgen, onze onderwijsminister zal van blijdschap compleet uit zijn dak gaan en tot grote hoogte spuitend klaarkomen; het is het allemaal waard. Vanaf nu breken gouden tijden aan, docenten en leerlingen krijgen weer echt onderwijs, de denktank ( net van de geheel mislukte schoolbanken af ) zal alles voor ons heruitvinden: het vuur, het wiel, het ijzer, de iPad, Maurice de Hond, het komt allemaal goed.

Alleen: ik zal het niet meer meemaken. Tegen de tijd dat de Denktank aan een kwijlend uitverkoren deskundigen-publiek de bevindingen presenteert, ben ik schuimbekkend van woede in een dwangbuis geheel platgespoten afgevoerd naar een zwaar gesloten krankzinnigengesticht voor dol geworden onderwijzers, waar ik de rest van mijn vruchteloos – want onderwijs – leven zal verpozen met het voeren van de eendjes in de inrichtingsvijver, waarna de zuster mij, geassisteerd door twee potige broeders ( ex-onderwijsstaatssecretarissen) nog wat pap tussen de opeengeklemde kaken wringt.

Dat is dan wel weer jammer. Ik kom ook overal te laat achter. Had ik maar beter onderwijs gehad.

Verloren dromen

hairPubers hebben een enorm grote mond en dito stoerdoenerig gedrag, maar vaak zijn het heel kwetsbare wezens met een klein hartje. Er lopen er 1700 rond op de school waar ik werk. En er willen er ook nog velen bij, want in tegenstelling tot veel andere scholen doen wij het heel aardig. Ze moeten er wel wat voor doen, er moeten hindernissen overwonnen worden. Eén van die hindernissen ben ik soms. De luxe – of de last – van een school in de groei is dat je streng kunt zijn bij wie je toe laat. De luxe is dan dat je alleen de besten inschrijft. Geheel naar de wens van onze geachte onderwijsminister.  De last is dat je anderen soms moet weigeren. En die anderen, die vormen een heel gevarieerd gezelschap. Van leerling tot ouders en zorgbegeleiders. Van jong tot oud.

Een  telefoontje van een vrouw van mijn leeftijd, ruim boven de vijftig, met een mooie baan. Of wij een plekje hebben voor haar, als leerling. ‘Ik wil een andere invulling aan mijn leven geven’. Eigenlijk vind ik dat heel treurig; niet dat zij dat wil, maar dat ik haar dan teleur moet stellen, wat ik dan ook direct doe, want je moet mensen geen mooie verhalen die je niet waar kunt maken, voorschotelen. “Mevrouw, u bent te oud. U komt nergens meer aan een baan.” En dan zegt zij dat zij dat eigenlijk ook wel weet, maar dan weet ik weer dat daar vermoedelijk een heel verhaal achter schuil gaat, van verloren dromen , gemiste laatste kansen en schaamte dat je om een gunst moet bedelen. En dan praten we door, en we tutoyeren elkaar, en dan blijkt dat het allemaal klopt. Dan kun je zo’n gesprek toch nog een beetje met een goed gevoel voor beide partijen afsluiten, maar toch knaagt het. Waarom kun je zo iemand niet helpen.

Een meisje aan mijn tafel, haar begeleidster komt mee. Deze geeft haar pupil de ruimte, en dat is een verademing. Vaak zit de leerling er maar een beetje verloren bij, en voeren de ouders of begeleiders het hoogste woord. Het meisje heeft een verleden van mislukte opleidingen en verkeerde beslissingen, haar uiterlijk is ook niet dat van de doorsnee pubermeid. Uiterlijk speelt – helaas – een grote rol bij de kansen van leerlingen straks. Ik had eens een gesprek met een andere leerling, die voortdurend haar gezicht wat weggedraaid hield. Een schoonheid om te zien, maar draaide zij haar hele gezicht naar je toe, dan zag je dat de andere kant misvormd was: een wat verwrongen zijkant van haar mond, er zaten dingen scheef. Eén oog blind. En toch, op haar manier uniek en juist die combinatie maakte haar toch mooi om te zien: schoonheid en het onvolmaakte, zoiets intrigeert. “Schaam je je daarvoor?” vroeg ik. En, zo triest, dat deed zij. Zij had geleerd voortdurend haar gezicht te verbergen, lopend dicht langs de muur, slierten haar erover heen.  Ga er maar eens aan staan. “Dat moet je niet doen, want dát maakt jou juist apart. En dat kan ook in positieve zin”. Ik denk niet dat zij er wat aan had, maar ik zeg zoiets toch. En het was een fijn gesprek, en ze had zakdoekjes nodig. Maar ze ging blij weg. En misschien herinnert ze het zich later nog eens.
Terug naar het eerste meisje en haar begeleidster. Een volkomen verkeerd beeld van onze school, honderduit praten van de zenuwen, en daardoor fout op fout stapelen. Ik wissel een blik met de begeleidster, en ook zij weet: dit gaat het niet worden. Maar ik wil niet opgeven: “Weet je wat, je geeft je eerst eens op voor een meeloopdag, dan kijken we hoe het bevalt en dan praten we daarna nog even na”. Inmiddels is dat gebeurd, en we gaan het tóch proberen, op een wat lager niveau, want niveau’s zijn niét zaligmakend, en je veilig en prettig voelen is dat wél.

Straks een nieuw gesprek. Een hoogbegaafd meisje met vwo-diploma, wil terug naar één van de lagere niveau’s bij ons op het mbo, want is niet gelukkig met haar mogelijkheden straks. Ik leg de zakdoekjes klaar. Ik heb een fijne baan, en dat meen ik. Maar de maatschappij zit wreed in elkaar.

Dááág, meester!

otensienAmbieert u altijd al een loopbaan in het onderwijs? Nou, schei er maar mee uit. Het wordt niks meer. Vergeet het. Een docent, een schoolmeester of -juf voor de klas, het is allemaal zóóó 2014. Daar zitten de stakeholders ( voor de onderwijsleek: de leerlingen ) niet op te wachten, want je stoort ze in hun bezigheden op het mobieltje.

Waar overal beroepen als bosjes verdwijnen om nooit meer terug te keren, kan het beroep van docent, leerkracht niet achterblijven. De docent die nu nog dingen uitlegt voor de klas, schrijvend op het bord of smartboard, die dat doet van half negen tot vier aan een klas vol aandachtig luisterende kindertjes, die is te vergelijken met het beroep van turfsteker of molenaar. Tijdens het bezoek aan het museum voor oude ambachten kunnen we naast de klompenmaker en de rieten mandenvlechter straks ook een echte docent aan het werk zien, eentje die in de weekenden van achter de geraniums wordt weggehaald om te demonstreren hoe het ouderwetsch degelijke onderwijs er in 2015 aan toe ging, compleet met ordeproblemen, leerlingen met dyscalculie en dyslexie, met ADD, PDD-NOS, hoogbegaafdheid, Gilles de la Tourette, overspannen en onwetend management, dat alles samen in een echt nagebouwd schoolgebouw met echte computerlokalen en leerwerkruimtes en een schoolbel en noem het hele scala waar een gemiddelde leerkracht mee te maken kreeg maar op. De school oude stijl is als een eeuwen geleden bedolven mammoet, waar hier en daar nog een goed geconserveerd plukje haar boven het ontdooiende permafrost uitsteekt. Ga je verder graven en ontdooien, dan wordt het toch wel schrikken.

Niemand zit in de nieuwe tijd, we spreken 2032, meer op deze barre middeleeuwse toestanden te wachten. Een beetje een diploma halen en dingen leren die je later niet gaat toepassen, je zou wel gek zijn. Een beetje in een overvolle klas zitten op vaste tijden op een vaste plek en moeten luisteren naar een docent waar je niks mee hebt en waarvan je vindt dat die vent of dat wijf voor geen meter uit kan leggen, dat doe je toch zeker niet? Eentje die ook nog eens zegt dat je niet op je mobieltje of je smartwatch mag kijken, ja doeg! Docent worden? U bent echt knettergek.

Waarom zeg ik allemaal van deze nare dingen? Diverse trouwe lezers van mijn blog hebben mogelijk inmiddels het pand in totaal overspannen toestand verlaten. Wel, ik ben tot inzicht gekomen. Nu is dat op mijn leeftijd – ik ben 61 dus stokoud – een kunst op zich, zeker met mijn dwarsige en opstandige karaktertrekjes. Het werd dus hoog tijd, want het moment naakt dat het kabinet mij wegens te oud, en dus hinderlijk aanwezig en niet meer arbeidsproductief ten dienste van onze uit het dal opklimmende economie naar de jaarlijkse verplichte ouderenkeuring gaat sturen, om te kijken of ik al aan de pil van Drion toe bent ( direct na de uitslag van het keuringsrapport ter plekke toe te dienen ) of dat ik nog een jaartje uitstel krijg.

Onlangs was ik op de bijeenkomst Apps en Educatie bij een vestiging van Seats2Meet in Utrecht. Sommigen beginnen al gelijk te gruwelen bij die ‘2’ in plaats van ’to’; het is niet meer te stoppen. ‘To’ staat voor van klas naar klas volgens een van te voren bepaald traject een bepaalde schoolloopbaan doorlopen die opleidt voor een bepaald beroep op een bepaald niveau. ‘2’ staat voor: dat kan veel sneller en handiger. En zo gaat het ook worden. Bij één van de workshops werd aan de deelnmers gevraagd met welke verwachting of welk doel men naar de bijeenkomst was gekomen ( een voorstelrondje werd ons dit keer bespaard, dat kun je tenslotte ook ’s nachts om drie uur op iemands Facebook- of LinkedIn-profiel bekijken). Toen bedacht ik: “Ik kom hier voor contemplatie en bezinning”. Dat gaf wat gegniffel. Ik was dan ook een van de oudsten. Je komt ’s ochtends bij zoiets binnen waarbij je met grote vreze vreest niet hip of jong genoeg te zijn, want hier waren de app-ontwikkelaars, de game-makers en de whizzkids bijeen, allemaal driftig tikkend op hun MacBooks, knabbelend aan superfood-bagels, lurkend aan slowjuice, lepelend in bottenbouillon of nippend aan latte macchiato. Lange baarden, hoog dichtgeknoopte overhemden, dikke brilmonturen, skinny jeans en enorme tatoo’s. Hi guys! Het bleek mee te vallen. Er waren wel whizzkids, zéér whizz trouwens. Wanneer je als Nederlands knulletje van 12 wordt uitgenodigd om naar dé Apple-ontwikkelaarsconferentie in San Francisco te komen en daar met grote Apple-baas Tim Cook op de foto te mogen en nu al weten dat je straks ongeveer een beurs voor Stanford op zak hebt, dan heb je het aardig gedaan. Eén van deze kinderen, ik geloof 11 jaar oud, merkte tijdens de plenaire sessie op dat zijn leraar helemaal niets met mobieltjes en apps in de klas had en dat de lessen dus saai en vervelend waren. Applaus en gelach in de zaal. En gelijk hád de zaal overigens. Althans, grotendeels gelijk.

Ik loop in mijn omgeving jarenlang denk ik redelijk voorop wanneer het gaat om het onderzoeken en evalueren van alle mogelijke trends en ontwikkelingen op het gebied van social media en ict; dingen aangeschaft, uitgeprobeerd en gekeken wat je daar op scholen mee zou kunnen doen. Er zijn een miljard mogelijkheden. Er ligt een goudmijn voor het oprapen. Ik ben overal gelijk razend enthousiast over, en dat kan ik overbrengen. Heel goed zelfs. Als het maar ‘bliep’ zegt, of beweegt, of er knippert een lampje, dan ben ik er al voor te porren. Ik ben nét een inboorling uit de vijftiende eeuw die zijn eerste kraaltje of spiegeltje voorgehouden krijgt. Maar ik kan ook relativeren, en ik moet geregeld een flinke emmer azijn te pissen hebben, want anders leid ik geen vrolijk leven. Ik loop nog steeds ijverig te hoop tegen de iPadschool van Maurice de Hond  Ik word obstinaat van drammerige oproepen van allerlei instanties en duur betaalde clubs die ons vanaf de zijlijn toebrullen dat ICT het wondermiddel is en dat we ongeveer allemaal achterlijk zijn als we daar niet hard in meehollen. Ik ben allergisch voor adviseurs.

De pleitbezorgers van ICT en alles wat daarmee samenhangt, jaag ik geregeld boven op de kast, en ik mag graag in discussies op Twitter nog wat extra olie op het vuur gooien. Pubergedrag misschien. Waar het mij echter om gaat is dat we uit onze vaste ideeën en loopgraven vandaan komen. Relativeren. Uitproberen, weggooien en bewaren. De school zoals we die kennen is niet meer te handhaven. De school is één van de vele tv-zenders in ons Ziggo Royaal pakket waar de leerling ( want die blijft ) tijdens het zappen langskomt. Heeft hij er iets aan, dan blijft hij kijken, is het saai, dan zapt hij weg. Er is immers meer te doen, veel interessanter, of veel leuker (voor de voorstanders van leuk onderwijs).

Op het moment dat ik de vorige regels schreef, kwam er een appje op mijn mobiel binnen: “Meester S. is overleden”. U zou nu eigenlijk even een pauze in dit stuk moeten inlassen. Ik kende Meester S. Ben op de ouderspreekmomenten geweest. Hij was een Meester. Een collega, van mijn leeftijd, denk ik. Eentje die vertelde, eentje die dingen op het bord liet zien, met een luisterende klas. Een Meester in zijn vak. Eentje van de oude stempel, eigenlijk. Zo’n meester die je je later als je zelf oud bent, nog zult herinneren. Iedereen kent wel zo’n meester S, die voor een stukje van je leven, groot of klein, vormend en bepalend is geweest. Zo zijn er velen in onderwijsland.

Gaan wij deze meesters dan niet meer gebruiken, niet meer nodig hebben? Het antwoord is – en nu kom ik weer bij het begin van mijn betoog- : Nee, integendeel, wij gaan ze nog zéker nodig hebben. Niet meer allemaal in dezelfde hoedanigheid. Een klein gedeelte nog. Meesters in hun vak: spannende verhalen vertellen, kinderen kluisteren aan je lippen. Doceren, uitleggen, strafwerk geven, voorbeelden geven, dingen ontwikkelen en dingen laten zien. Maar er komen andere meesters bij: meesters die geen echte meester zijn, omdat ze geen opleiding in die richting hebben gehad. Of meesters die wel die opleiding hebben gehad, en alles kunnen met ICT, als ware tovenaars. Welk kind luistert en kijkt daar niet graag naar, of wil zélf een ware ICT-tovenaar nadoen? Er komen meesters bij, die zelfs niet meer menselijk zijn, of die ingeblikt zijn. Hadden we Meester S. nog maar tijdens zijn lessen gefilmd, en op YouTube gezet, zoals bij vele andere meesters nu gebeurt. Eindeloos luisteren naar je meester, eindeloos terugspoelen, eindeloos herhalen, pauzeren, nog eens luisteren, waar je ook ter wereld bent en hoe oud je ook bent. Omdat dat bij jou past, omdat jij daarvoor het juiste type leerling bent, met dié specifieke zorgvraag of geestelijke rugzak of beperking of juist voorsprong op alle anderen.

De school van de platen van Ot en Sien is weg, is alleen nog maar na moeizaam zoeken op het internet als klein plaatje te vinden. Nu moet ook de school waar geen platen meer van zijn er aan geloven. Ik en vele anderen  kunnen azijn plassen tot we erbij neervallen, maar het huidige systeem is voorbij. Diploma’s halen? Voorbij. Een vaste lijst met vakken? Gaat het niet meer worden. De rest van je leven een vast beroep trouwens ook niet meer. De leerling loopt met zijn mandje door de supermarkt: hij koopt wat hier, hij koopt wat daar, en is het produkt niet leverbaar, dan gaat hij naar een andere supermarkt. Je hele leven lang, al naar wat het recept van de dag voorschrijft. Zó stil je je honger. De ene keer met een kant en klaar pakket, de andere keer moet je stevig kokkerellen. En je eet het vaker als iets lekker is, en wat je niet lust gebruik je nooit meer.

Nu richt ik mij even specifiek tot de Sander Dekkers, de Bussemakers, de Colleges van Bestuur en de directies, want van jullie moeten tenslotte de uren en de centen komen: Stap eens even uit jullie starre denkpatronen. Focus je eens even niet op rendementsdenken, op de inspectie, op wat Kennisnet zegt, op wat de BON zegt, denk eens even niet aan dure gebouwen, smartboards, excellente leraren en leerlingen, handelingsplannen, dure adviesbureaus, zwakke scholen, zwakke leerlingen, hoge en lage niveaus. Er zijn geen zwakke scholen en er zijn geen beste leerlingen. Alles en ieder is uniek in zijn soort: de vervallen school in de achterstandswijk, Ot en Sien, Meester S, de iPadschool, de Whizzkid die straks naar Stanford gaat, het kind met een zware achterstand door PDD-NOS en het pubermeisje dat in mijn kantoor hartverscheurend zit te huilen omdat er thuis écht geen geld meer is voor boeken en voor doorleren op een ander niveau.

Ga eens zoeken naar die individuen en kijk wat hun vaardigheden zijn. Geef de ouderwetse docent die niks met ict heeft een ouderwets klaslokaal met leerlingen die ook niks met ICT hebben. Geef de zieners in elke school, en die zijn er, de ruimte in tijd, plaats en geld om dingen te onderzoeken, uit te proberen en weer weg te gooien als het niks blijkt te zijn. Laat ze vér vooruit kijken. Geef leerlingen die een enorme behoefte hebben aan individuele begeleiding ook daadwerkelijk die begeleiding in de vorm van docenten die je vrij kunt maken doordat andere specialisten binnen je school klussen kunnen overnemen. Blik je topdocenten in op het web. Sluit lokalen, of stel ze juist open buiten de reguliere schooltijden om. Geef een docent en zijn leerlingen eens overdag of buiten de vakanties om vrij, en laat ze ’s avonds maar vanuit hun eigen omgeving en in hun eigen tempo elkaar ontmoeten op allerlei gratis initiatieven op social media. Schuif met geld, met vakken, met lestijden, met diploma’s, met docenten, leerlingen en locaties. Laat je school een ongekende bron van creativiteit en flexibiliteit worden. Want die potentie heeft elke school in zich. Laat los, laat los. Laat groeien en bloeien. En laat dat snoeien nu eens achterwege. Koester nieuwe technieken, social media, apps en smatphones. Maar koester ook je Meester S.

 

 

Schouderklopje

zakdoekjeHuilende meisjes, ik kan er niet tegen. Huilende jongens, ook zo wat. Maar wel zielig. Ik werk in het middelbaar onderwijs, en in tegenstelling tot alle blije en hippe reclame van leuke scholen en bij ons is het vèt kicken is die schooltijd voor bepaalde leerlingen niet altijd even ‘onwijs gaaf’ . Meestal wel, hoewel ik koude rillingen krijg van het tenenkrommend enthousiasme waarmee veel scholen hun marktwaar aan de man brengen en ronkend snuiven dat het met de begeleiding wel snor zit. Een leerling die flierefluitend en blij op zijn mobieltje turend door de school heen fietst, heeft een gouden tijd, en een veilige tijd.

Er zijn dus leerlingen voor wie de schooltijd een complete hel is, een tijd die je verplicht tot aan je achttiende moet ondergaan. Vanaf de kleuterschool tot ver in het middelbaar onderwijs een regelrechte marteling, als je pech hebt. Sommige mensen hebben altijd pech. En soms krijg ik er zo eentje in mijn kantoor. Een onschuldig kantoor, gewoon van de decaan, waar je als leerling rustig aan kunt kloppen zonder dat anderen denken van o, die zit psychisch in de knel. Want zulke kantoren hebben veel scholen ook; daar zit de leerlingbegeleider voor leerlingen met privé-problemen. Of er een sirene loeit en een zwaailicht aangaat en of er een grote vinger uit het plafond neerdaalt en een stem die brult: HIER STAAT EEN ZIELEPIET!

Wanneer ik terugkijk naar mijn eigen schooltijd, mag ik denk ik niet al te veel klagen. Ik had niet veel vriendjes. Een binnenvettertje, een stil watertje met diepe gronden, en altijd zo gebleven trouwens. Maar ik werd niet gepest, dat scheelt. Ik had een meester die soms sloeg. Dat was toen geen probleem, maar mij sloeg hij nooit. Je had toen ook geen ouders die in schuimbekkende razernij die meester voor het oog van een ijverig met de mobieltjes filmende en fotograferende klas wel eens eventjes in mekaar kwamen rossen. Ik pestte zelf wel: Iris, Iris, stinkende kalk, huilebalk, en daar gíng ze weer. In koor riepen we dat…Wat een naar jongetje was ik dan eigenlijk, misschien had ik daarom wel niet veel vriendjes. Je had toen nog geen Facebook en Whatsapp; was dat wel het geval geweest, dan had ik misschien vijf namen in mijn lijstje staan.

Zulke kinderen – het blijven kinderen gedurende hun hele schooltijd – met vijf of minder namen in hun vriendenlijstje, bestaan nu wel. Of met helemaal geen Facebook, omdat je niemand hebt om toe te voegen, en als je dan toch een account aanmaakt, en een berichtje plaatst, dan is er niemand die het leest… Misschien is gepest worden tegenwoordig wel dubbel zo erg: geen vrienden in het echt, en geen vrienden op social media. Helemaal niet social dus. Het heeft iets van in je eentje dineren in een restaurant en dan om je een houding te geven maar een telefoontje te plegen of te Whatsappen met een niet bestaand figuur.
Op school pik je ze er eigenlijk vrij snel uit. Niet omdat ze er anders uitzien of zo, het pesten is vaak gebaseerd op nauwelijks te onderscheiden subtiele vormen van ‘anders zijn’, de hele schoolloopbaan door. Vlucht je daarom van de ene school, dan is het na een week op de andere school al weer raak.

En zo krijg ik dus af een toe een leerling in mijn kantoor waarvan je bij binnenkomst direct weet: er is meer aan de hand dan alleen maar een gesprekje over een vervolgstudie of wat voor baan moet ik nou zoeken. Het is een instinct, zeg maar. Leuke meiden om te zien, aardige jongens met een hipsterbaard en na wat doorvragen valt dan ineens het masker af en komen de tranen, komt het eigenlijke probleem. Een snotterende grote knul, een meisje dat haar make-up hevig verpest. “Neem even een zakdoekje, want je maakt vlekken op mijn bureau, maar droog je tranen niet te snel, want de voorraad zakdoekjes is beperkt”.
Gelukkig komen ze niet dagelijks. Ik werk op een school waar heel weinig gepest wordt, waar geen bewakingspoortjes staan, waar nauwelijks vernield wordt en waar ik mijn kantoortje niet hoef af te sluiten. Een veilige school dus, een warm bad voor naar verhouding vrij veel leerlingen die ergens in hun leven in hun vertrouwen in mensen een flinke knak hebben opgelopen maar die dat hier eindelijk een beetje kunnen herstellen. Hier bloeien ze op, maar een enkeling bloeit niet, die kwijnt verder weg. En dat is frustrerend. Alle mooie protocollen ten spijt, soms lukt het gewoon niet. “Geef jij jezelf wel eens een schouderklopje voor de spiegel?”, vraag ik vaak. Maar nee, dat durven ze niet, want waarom zou je jezelf een schouderklopje geven als niemand in je gelooft en je daardoor jezelf ook niet meer gelooft? Een schouderklopje wordt zo een gemene slag in het gelaat.

En tóch geef ik die schouderklopjes. Er is altijd wel iets waarvoor je dat kunt doen. In een tijd waarin scholen steeds verder gekort worden op de gelden en mogelijkheden voor leerlingbegeleiding is zoiets gratis, alleen we doen het veel te weinig. Verlies aan zelfvertrouwen is op die manier voor een behoorlijk deel te compenseren. O, kun jij zo mooi tekenen? Zet ze eens op  Facebook, plaats ze eens op Twitter of op Instagram. Dan ga ik ze liken, en ik heb veel volgers, dan gaan meer mensen dat liken. Een gruwelijke verbastering, dat ‘liken’, maar in een tijd waarin je sociale geaccepteerdheid voor veel pubers afhangt van het aantal virtuele vrienden, kan zoiets belangrijk zijn. Een virtuele vriend is soms beter dan helemaal geen vrienden in het echt. Die komen dan, als het een beetje loopt, en als die leerling ook zichzelf weer op de schouder durft te slaan, vanzelf wel weer.

Dus ik luister, ik geef mondelinge schouderklopjes én ik zorg voor voldoende voorraad zakdoekjes. En ik like. Het is niet veel, maar alle beetjes helpen.